S F C D T

                                    

En toch is de wereld plat: addenda bij ‘Boot zonder bond’

 

Na de weigering van de lectoren om het artikel 'Bond zonder boot: een bijdrage tot de bibliotheekkritiek' van Johan Velter in Bibliotheek- en Archiefgids te plaatsen, heb ik (JV) gedurende ongeveer een maand (augustus-september 2006) bijgehouden wat de waarheid van het artikel aantoont. Deze addenda werden aan de redactie overgemaakt in september 2006 -ook hierop kwam geen reactie van de lectoren. Deze anti-intellectuele houding maakt het begrijpelijk waarom de bibliotheekwereld nog steeds geen adequate beschrijving van zichzelf en de wereld kan geven.

Er zijn nogal wat herhalingen. Door de aard van dit artikel kon dit niet anders. Toch excuses daarvoor. Ook de taal is clichématig en soms onverzorgd.

 1. Vrij Nederland (VN), 19/08/06, p. 56-57. Ik citeer enkel de inleiding: ‘Maar over dit succes [van de hedendaagse kunst] hangt de schaduw van een groot verlies: de kunst is overgeleverd aan de ongeremde krachten van vraag en aanbod en verliest zijn aanspraak op de waarheid. Betekent dat het einde van de kunst? Of ligt er in de afstand die sommige kunstenaars doen van het romantische begrip ‘kunstenaar’ een uitweg?’ In het artikel werd vastgesteld dat de commercie de culturele wereld in haar greep heeft en dat de kunst/cultuur de hedendaagse wereld weinig te zeggen heeft omdat het met het spektakel verbonden is.

 2. Alles uit de kast, oproep en persbericht 7/8/6

 ‘Voor alle duidelijkheid: Alles uit de kast is géén cultuurprogramma, laat staan hét langverwachte cultuurprogramma. Het is een boekenprogramma in de breedste zin. […] In Alles uit de kast kan alles. Als er maar een boek over bestaat.’

In het artikel werd vastgesteld dat televisie en (boeken-)cultuur weinig met elkaar te maken hebben. Het boek wordt hier gereduceerd tot een consumptiegoed, letterlijk ‘een boek kan tot alles dienen’ en ook als programma: het is een manier om een programma te maken. Tegelijkertijd wordt hier nog eens aangetoond hoe het boek niet meer verbonden wordt met de canon: het is allemaal om het even, als er maar een boek is.

=> Commentaar van Jeroen Theunissen in DM, 24/08/06  

“Eerlijk gezegd word ik wat moe van dat fijn-breed-leukgedoe. Dat men over boeken kan praten zonder het over cultuur te hebben, is volstrekt nieuw voor mij. Het is zo'n beetje als koken zonder potten en pannen.De oproep aan gewone mensen die een bijzonder boek in huis hebben, eindigt als volgt: "Als het maar interessant, uniek of opmerkelijk is." Mij frappeert vooral het woord 'interessant'. Het probleem met dit woord is dat het alles kan betekenen, maar meestal gewoon niets betekent. Het woord 'interessant' verzet zich niet eens tegen inhoud, het zegt: "Welja, eventueel mag inhoud tussendoor ook een keertje." De totale nivellering dus. Als ik wat vilein ben, breng ik dit woord ook in verband met een andere uitspraak van Speybrouck in Humo: "Eigenlijk is ethiek een hobby van mij." Hobby's: postzegels, judo, fietsen en ethiek. Op de een of andere manier denk ik ook aan de sp.a, die vorige week besloot haar televisiespots ter beschikking te stellen van verenigingen. Het gemak waarmee Johan Vande Lanotte voor die beslissing de woorden engagement, samenwerking, tolerantie en solidariteit gebruikt, doet mij vermoeden dat het stuk voor stuk hobby's van hem zijn.”

En in DS van 14/09/06

“In de openbare bibliotheek van Gent wordt het gemiddeld slechts drie keer per jaar uitgeleend. Maar na vier afleveringen van Alles uit de kast zijn alle exemplaren daar de deur uit. Ook Proust, die in het tv-programma in één minuut werd voorgesteld, is uitgeleend. ,,Bezoekers vragen naar dat boek omdat ze het op tv hebben gezien'', zegt Koen Temmerman, verantwoordelijke van de boekencollectie in de Gentse bibliotheek. ,,Zelfs de biografie van Pater Damiaan is uitgeleend. Gewoon omdat Willem Vermandere dat boek had geprezen.'”

Opmerking: Proust? Dat is weliswaar 1 naam, maar er zijn toch veel boeken. En die zijn allemaal uitgeleend? Nee dus. En pater Damiaan? Dit boek heeft een ‘degelijke’ leengeschiedenis’, dwz dat het geen topper is maar elke maand wel uitgeleend geweest is. De lener die dit boek meegenomen had, heeft het boek dezelfde dag teruggebracht. (P.s. ik reageer op wat geschreven staat, niet op wat eventueel gezegd zou zijn.)

 

3. De Volkskrant, jubileumbijlage, 23/08/06, p. 37 e.v.

Fallaux: ‘Maar dit is de toekomst: slechte televisie, ongemonteerd en altijd toegankelijk, zonder ingrepen van redacteuren. Het is goedkoop. En kranten hebben geen geld, dus dit ga je veel en veel meer zien. Als een soort service. Mensen kunnen kijken wanneer ze willen.’

In het artikel werd aangegeven dat de canon van de schriftcultuur verdwijnt - een krant staat dicht bij de bibliotheek. Voor een krant is de redactie de filter. Dat de consumptie 24 uur doorgaat. Dat de macht/het geld verschuift van het schrift naar het beeld. Dat we in een verwarrende tijd leven en dat iedereen aan het zoeken is –net zoals de bibliotheek. Het artikel poogde een sociologische visie te geven, er werden (bijna geen) waardeoordelen gegeven maar een beschrijving van een tijdsmoment. Het wil aantonen dat als een maatschappij verandert, ook de instituten van die maatschappij veranderen. Soms in dusdanige mate dat het oorspronkelijke instituut volledig verandert.

 

4. Knack van week 23/08/06: Devos over de politiek wordt vervangen door Kristien Hemmerechts op de cover van DSL, 15 september 2006. Het zijn ook de houding van het hoofd, de plaats waar het boek zich bevindt, de zieligheid en de schamelheid.

 

5. De Groene Amsterdammer, 25/08/06, Megakitsch en bibliothrillers, Marja Pruis

‘Nieuw is echter dat iets wat in essentie pulp is, wordt opgepimpt tot literatuur. […] De grote literaire hamvraag voor het komende seizoen wordt dan ook: is het echt of is het nep, kunst of kitsch? […] Opvallend in dit verband is het grote animo waarmee maar liefst twee literaire uitgevers zich op aspirant-schrijvers storten.’

In het artikel wordt gewezen op het verdwijnen van de canon en het verschuiven van de norm naar de massa. De literatuur is te moeilijk, staat te ver af van de mens en daarom wordt de norm verlaagd. Zover dat de lezer zelf schrijver kan worden en kan participeren aan de republiek der letteren. Dit is eenzelfde fenomeen als met televisie: van kijker wordt men speler. Dit heeft te maken met de ‘verkorting’ van deze tijd: er is een directheid ontstaan, de afstand wordt verlaten.

 

6. Zoek! Over Google door John Battelle

Er is een paradigmawijziging opgetreden dat door het internet versneld of voltooid wordt. Vroeger bood de bibliotheek een pakket aan, ze schreef zich in in een culturele wereld die iets wist en een opvoedingsproject had. Dit werd gekaderd in een vervolmaking van mens en wereld. Nu werkt het individu anders: het ontvangt niet meer maar het zoekt zelf, het stelt zijn eigen pakket samen –ook dit heeft het onderwijs al langer begrepen. De mensen willen wel nog gebruik maken van de bibliotheek (internet, een reisgids, een spannend boek) maar willen zich niet meer inschrijven in het project –net zoals men geen lid meer wil zijn van een vereniging, een politieke partij. Het project is niet meer belangrijk, wel wat het individu er kan uithalen. Vandaar dat ook de ‘gratis’-politiek perfect de consumptiewereld aanmoedigt en bevestigt.

P. 32: ‘Meer dan 95 % van de zoekers gebruikt nooit de geavanceerde functies die de meeste machines bieden. En de meeste zoekexperts zijn het erover eens dat er weinig tot geen kans is om dit aantal omlaag te brengen. We willen meteen resultaat en we willen dat de machine dit levert zonder dat wij een logge nieuwe programmeertaal hoeven te leren (desondanks heeft zoeken ongetwijfeld invloed op onze culturele grammatica op een manier die we nog niet begrijpen).” En daarvoor moest Vlacc II ontwikkeld en kapot geëist worden?

 

7. Het artikel poogt een sociologische visie te geven. Het gaat ervan uit dat de maatschappij verandert en dat dit consequenties heeft voor haar instituten en voor de psychologie en het gedrag van de mensen en dat dit gedrag terug een invloed heeft op de instituten. Het is een denkoefening in het functionalisme: wat is de functie van een instituut en wat als er geen functie meer is. Het verzet zich dus tegen een essentialistisch, metafysisch denken dat uitgaat van eeuwige waarheden en geen verandering ziet. (Het zou intellectueel juist zijn zijn als de lectoren hun visie verduidelijkten.) Uit het laatste boek van Richard Sennett ‘The culture of the new capitalism’ blijkt nog maar eens hoe deze tijd aan het veranderen is. Hét type mens is diegene die geen vakmanschap bezit, geen trouw heeft aan bedrijf of instituut maar flexibel is, overal kan ingezet worden en op korte termijn handelt zonder reflectie. Het zou een illusie zijn te menen dat een bibliotheek boven de tijd staat. Integendeel, in het artikel wordt beweerd dat de bibliotheek een tijdgebonden instituut is. Er wordt ook een verband gelegd tussen deze ‘nieuwe’ psychologie en ander gedrag van de huidige mens, nl. het lezen. Maar Sennett gaat nog verder. Hij beweert dat door die flexibiliteit de mens onzeker wordt –zijn levensloop is onzeker en de relaties die hij aangaat zijn ook beperkt in tijd, de arbeidstijd wordt een jungletijd. In het artikel ben ik niet zo pessimistisch: de huidige tijd brengt onzekerheid mee, maar dat geldt vooral voor de oudere werknemers omdat zij hun zekere tijd verloren hebben –de gepensioneerden daarentegen weten dat ze het gehad hebben, hebben rijkdom opgebouwd, hebben minder verantwoordelijkheid en hoeven die ratrace niet meer mee te maken, zij beleven met hun kleinkinderen een nieuwe ouderschapsperiode. De middenklasse verdwijnt, constateert Sennet. In het artikel beweer ik dat de middenklasse-waarden verdwijnen.

 

8. Eén van de tekortkomingen van het artikel is dat er te weinig uitleg gegeven wordt over het verdwijnen van de publieke sfeer. In het vorig artikel voor B-& A-gids is dat probleem ook slechts aangehaald. Een volgend artikel zal daarop wel ingaan. In het nu geweigerde artikel wordt gesproken over de verandering van de burgerlijke waarden. Niet het ‘inhouden’ maar het directe overheerst nu. Dit wordt ook beweerd in ‘The fall of public man’ van dezelfde Richard Sennett. Op p. 6 schrijft hij: “The world of intimate feeling loses any boundaries; it is no longer restrained by a public world in which people make alternative and countervailing investment of themselves.’

 

9. Over de positie van het boek in deze tijd. DS van 6/09/06 citeert Tom Lanoye in Humo van 05/09/06: ‘De veiligheidsadviseur van het Vlaams Belang heeft aangekondigd dat er cd’s van dEUS vernietigd zullen worden. Een teken des tijds: vroeger verbrandden zulke gasten boeken. Ik moet nederig het hoofd buigen voor de rock-‘n’-roll: die heeft duidelijk meer in de melk te brokkelen dan de literatuur.’

 

10. Lezend in de VCOB-brochure ‘De bibliotheek: een huis vol meningen’ blijkt toch dat niet alle bibliotheekmensen daarvan overtuigd zijn, dat sommigen toch alleen maar hun eigen foute mening willen kennen en verspreid zien.

 

11. De Standaard: 7/9/6, p. 25 Column PDW. In grote letters staat: ‘Elke columnist denkt dat de evenaar van het heelal door zijn reet loopt.’ En op p. 27 Jean-Luc Dehaene (in Knack van 6/9): 'Tegenwoordig voelen politici zich blijkbaar genoodzaakt om op ieder incident te reageren met een instantbeslissing. Men drijft voort op emotiegolven van de publieke opinie en laat zijn agenda bepalen door de waan van de dag. […] Een politicus moet over die muur van emotie heen kunnen kijken om in alle rust verstandige beslissingen te nemen.’

In het artikel vermeldde ik dat de waarden van de middenklasse van afstandelijkheid, bedachtzaamheid veranderd zijn: een uitdrukking zoals die van PDW in een kwaliteitskrant duidt daarop. Ook de uitspraak van Dehaene kadert in deze evolutie: er wordt meer aandacht besteed aan emoties dan aan rationele analyse. Daarom worden afwijkende meningen ook niet meer aanvaard: de gelukstoestand van de maatschappij ligt niet meer in inzicht, rationaliteit maar is gericht op gezelligheid, op samenzijn (elke dissident is een gevaar, bevuilt het bloemetjesbehang), op shoppen (verwerven is zijn). Dat dit artikel afgewezen werd, is ook wel een bevestiging van deze situatie –en ik besef dat dit neerschrijven een retorische truc is. Men denkt dat de maatschappij vooruitgaat, maar vooruitgang betekent niet noodzakelijk dat de wereld er ook beter door wordt. Beter en slechter zijn morele begrippen, zijn ook contextgebonden en wat in onze ogen slecht is, is dat niet noodzakelijk voor een volgende generatie. Maar dan nog: het is een typisch Westers fenomeen om te denken dat de wereld naar een beter punt evolueert. Teveel Teilhard de Chardin, te weinig Darwin. En dus onjuist.

 

12. Zaterdag 9/11 (en dinsdag 12/09/06, idem voor Freya Van den Bossche)). Het kopstuk van de sp.a Patrick Janssens voert een campagne waar er geen verwijzing is naar zijn partij. Hij wil niet geassocierd worden met een bepaalde maatschappijvisie maar wil zich boven de partijen –en dus conflicten- stellen. In het artikel werd betoogd dat we in een tussentijd leven. Dit geldt natuurlijk ook voor de politiek. De oude partijdemocratie, een variant van de parlementaire democratie, is –zeker op lokaal gebied- voorbijgestreefd. Het lijkt erop dat er maar 1 oplossing meer is en dat is op een rationele manier een stad te besturen –de pendant hiervan in de bibliotheekwereld is de ‘performance measurement’. De ene partij legt daar een accent, de andere partij belicht dat facet maar ze zijn het allemaal eens met elkaar. Patrick Janssens bekijkt de kiezer als een consument –Steve Stevaert heeft hem dat voorgedaan- waarbij de mens niet op zijn intelligentie bekeken wordt (dit punt van partij X is beter dan van partij Y) maar als iemand die tot een groep wil behoren: de 52 toffe anderen. ‘Patrick’ wil een merk zijn dat niet controversieel is, maar een goed gevoel oproept. Net zoals er geen verschil is tussen auto X en auto Y (technisch is de ene auto evenwaardig aan de andere) moet het verkoopargument nu gehaald worden uit emoties. De mens wordt niet ingedeeld in een ideologische groep of naar afkomst of klasse: er is nu nog slechts 1 groep, die der consumenten.

Dit is ook de grote kracht van het Vlaams Belang: het stelt zich boven de partijen, het creëert een groepsgevoel (wij tegen de rest). En het succes is niet gestoeld op inhoudelijke argumenten maar op een sociologisch gelijk: het failliet van een bepaald soort politiek.

Dat de overheid zichzelf omzeilt, wordt ook aangetoond doordat ze om slagvaardig te kunnen werken allerlei satellietondernemingen rond zich opbouwt: van vzw’s tot bevriende bedrijven. De manier van beslissen is (de procedures zijn) in tijd te langdurig geworden: onze tijd vraagt snelle, directe acties. Zoals ook in het artikel gezegd wordt: de tijd verkort, er is nood aan directheid. M.a.w. de politiek negeert haar eigen regels om zich als niet-politiek te kunnen gedragen. (Aristoteles verbleekt.) Doordat de tijd geen leestijd meer is, komt de cultuur (de roman) onder druk te staan.

Het is evident dat de bibliotheek in dezelfde wereld zit: er is emotionaliteit, er is consumentisme.

Een week eerder, 2/9/6, p. 51, Tobback over Patrick Janssens die volgens de journalist beschaamd lijkt te zijn dat hij partijlid is.

“ Maar het is een algemeen fenomeen. Dit weekend ging in Frankrijk alle aandacht naar het congres van de PS te La Rochelle. Ségolère Royale was kop van Jut. Lionel Jospin stelde: ‘Ik wil de kandidaat zijn van Un Mouvement, Une Idée, les Militants’. Hij zei vooral dat hij niet de kandidaat wilde zijn van de media en de opiniepeilingen. Jospin zet zich af tegen Ségolène Royale, die in de trant van Patrick Janssens zegt: ‘Die partij kan me eigenlijk gestolen worden: mijn plaats is op de tv, in de media, in de opiniepeilingen.’ Ik geef toe dat ik tussen twee stoelen zit. Ik zou wel willen dat de verkiezingen nog altijd op basis van een partij, ideeën, militanten, zelfs een gemeenschappelijke actie gevoerd zouden worden. Waarom niet? Maar de realiteit is natuurlijk dat politiek op televisie wordt gemaakt, in de media, en straks misschien op internet.”

Het sympathieke van dit antwoord is dat Tobback toegeeft hoe moeilijk hij het heeft met deze evolutie maar hij is intellectueel alert en moedig genoeg om te zien wat er gaande is. Hij wel.

 

13. We doen verder met politiek, want als ik spreek over een tussentijd, over een breukvlak dan gaat het natuurlijk niet alleen over de bibliotheek, of over het bloemetjesbehang en de zonnebril van een bibliothecaresse maar over de maatschappij. De Morgen, 2/9/9, p. 22-23:

“In Frankrijk laten nogal wat waarnemers zich negatief uit over wat ze de démocratie d’opinion noemen? Nochtans heeft Ségolène Royal volgens Cayrol “iets fundamenteels begrepen”. De eerste politica van de regio Poitou-Charentes heeft, zegt hij, “gesnapt dat de mensen het beu zijn om door politici de les gelezen te worden. Iets wat helemaal van de tijdgeest deel uitmaakt en wat zij perfect aangevoeld heeft, is bijvoorbeeld de participatieve democratie, de relatie van permanente interactiviteit die ze onder meer via haar website met de opinie opzet, het feit dat ze iedere burger als een expert beschouwt.”

In het artikel werd verwezen naar het einde van de canon, naar de interactiviteit (de canon is éénrichtingverkeer) en de verder evoluerende democratie.

 

14. DM, 9/11, p.44-45: Directeur consumentenelektronica Rudy Provoost (Philips): het consumentisme is ‘totaliserend’, het wil de volledige mens veroveren door op zijn gevoel te werken. De mens wordt niet aangesproken op zijn intelligentie: “Als we iets nieuws ontwikkelen, engageren we de consument heel actief. We hebben labo’s waar we onze electronica uittesten onder consumenten. Als je ons Home Lab bezoekt in Eindhoven zie je niet alleen technici, maar ook psychologen, antropologen en marketeers. We creëren een stuk microkosmos zeg maar, een biotoop waarin al die functies kunnen samenwerken en samenleven.’ Even voordien zei hij: ‘De definitie van content is vandaag entertainment, maar dat zal in de toekomst breder worden: gezondheid, controle van het huis, enzovoort.’ In het artikel werd gesteld dat spektakel en consumentisme hand in hand gaan ten nadele van de cultuur. Provoost zit natuurlijk in een commerciële functie maar de evidentie waarmee content gelijkgesteld wordt met entertainment mag ons toch aan het denken zetten. Content wordt volgens hem uitgebreid maar toch blijft dit in de privé-sfeer hangen, is het een verlenging van een materialiteit. Verder in het artikel zegt hij: “Er zijn veel mogelijke definities, maar voor mij persoonlijk betekent ‘simplicity’ dat je geen handleiding meer nodig hebt en gewoon intuïtief met een product kunt werken.” Dit is de realiteit: ook met Google is dat zo. Ondanks allerlei bijkomende mogelijkheden wordt slechts 1 zoekmethode gebruikt: het is gemakkelijk en intuïtief. Ook het werken met Windows is op deze manier opgebouwd: het wijst zichzelf uit. Ook dit is een andere manier van omgaan met de dingen: een handleiding betekent: lezen, verstaan, toepassen. Bij de huidige producten blijft enkel de derde stap over. En dat wordt ook toegepast op de bibliotheek: lezen? opzoeken? Nee, men verwacht een direct resultaat zonder dat er moet geprobeerd of afgewogen worden. En dat heeft natuurlijk ook weer te maken met een directheid, met de versnelling van de tijd, de verkorting van de tijdsrelaties.

 

15. Nog een voorbeeld uit de culturele sector. De taak van een museum is om te bewaren en om wetenschappelijk werk te doen. Een museum is een instelling die in zichzelf gekeerd is. De laatste decennia is dit veranderd en heeft het museum zich nu naar het publiek gekeerd. Het wordt nu niet meer afgerekend op haar wetenschappelijke waarde (die er ook in bestaat om tentoonstellingen op te zetten) maar op haar publiekswerking. Een stap verder is om evenementen die niets met de werking van een museum te maken hebben, op te zetten. Ook de musea verkeren immers in een crisis. Voor de hedendaagse kunst: de huidige kunst is niet te begrijpen zonder theorie, een kunstwerk staat niet op zichzelf maar is een stap in een project, is een illustratie van een denken. En toch worden de kunstwerken nog steeds gepresenteerd als in de negentiende eeuw: naam van de kunstenaar, titel van het werk, datum. Wat de oude kunst betreft: daar is het voornaamste probleem de kennis, of het ontbreken ervan, bij het publiek. Op die manier komt het publiek vreemd te staan tegenover de kunst: er is geen communicatie meer mogelijk en als de kunst stom wordt, heeft ze geen functie meer. De evenementencultuur van de musea is daarom een amechtige reactie.

 

16. 'Ongerijmd succes' van Thomas Vaessens. Vaessens en Joostens hebben als hoogleraar de knuppel in het hoenderhok gegooid. Ze zien dat hun studenten anders (of niet) met literatuur omgaan en pogen dat te duiden en een hoopvol signaal te geven.

Maar ik denk dat Vaessens ongelijk heeft. Hij denkt dat het internet de redding van de poëzie is (niet van de cultuur –daar spreekt hij niet over, enkel over het deelaspect poëzie). Hij verwijst daarvoor naar de blogs die de tijdschriften vervangen (en dus in de plaats treden van een boekcultuur) en het bestaan van slams. In het artikel heb ik geschreven dat de boekcultuur verdwijnt. Dit wordt door deze twee feiten bevestigd. De poëzie evolueert naar een orale vorm. Vaessens denkt dat enkel de vorm verandert (van schrijven naar voordragen). Ik denk echter dat het om meer gaat: dat de cultuur zelf op het spel staat. Want de nieuwe vormen waar Vaessens over spreekt zijn niet nieuw: de nieuwe poëzie is in de meeste gevallen op papier derderangspoëzie. Maar het fenomeen is interessanter dan Vaessens denkt. Het kadert namelijk in een verdergaande democratisering enerzijds: er is geen canon meer, iedereen kan zich uiten –dit laatste kadert in de authenticiteitsevolutie die samenhangt met wat we nu meemaken maar waarover ik in het artikel niets gezegd hebt. En anderzijds is het een evolutie die we ook in de beeldende kunst gezien hebben: er is een uit elkaar groeien van de kunstvormen. Enerzijds het dilettantisme (ook in de positieve betekenis van het woord) en anderzijds het academische, het gespecialiseerde. Deze discussie doet zich ook voor in de politiek: de politici zijn de zakkenvullers, de gewone mensen zijn de goede. De laatste heten het FN, Pim Fortuyn of Vlaams Belang. Dit laatste wordt ook door de feiten bevestigd: bij politieke verkiezingen houdt het establishment zichzelf in evenwicht: er zijn geen duidelijke overwinnaars meer. Zie Mexico, Italië, VS, België, Nederland.

Ik citeer nu het artikel van Bart Van der Straeten in DM, 30/08/06 over het boek van Thomas Vaessens. Het gaat over de literatuurstudenten: ‘Ze zijn bovendien opgegroeid in een andere leescultuur: zij lezen minder lineair, maar zappen voortdurend tussen verschillende teksten en tekstsoorten en mixen verschillende media en genres complexloos door elkaar –Vaessens spreekt van “het einde van de leeslampcultuur”. Professoren en leraren moeten daar dan ook rekening mee houden, vindt hij: in plaats van een autonome literatuurgeschiedenis te onderwijzen, kunnen ze met hun studenten beter individuele teksten gaan lezen die zij kunnen verbinden met hun eigen leefwereld. De klassieke poëzieanalyse is “goed en blijvend relevant, maar niet meer genoeg” om jonge generaties voor poëzie te winnen.’ Even verder wordt gesteld dat de leeslampcultuur niet ten einde maar niet meer dominant is.

 

17. DM, donderdag 31/8/06, p. 21. Bij het overlijden van Nagieb Mahfoez, zegt Joris Luyendijk: ‘Hoewel hij een groot schrijver was, kennen zijn landgenoten zijn werk in het beste geval enkel van de tv. Want Arabieren, ook al zijn ze hoogopgeleid en behoren ze tot de middenklasse, lezen nauwelijks of niet.’

Lees- en/of boekcultuur zijn geen eeuwige en universele waarden. In andere culturen spelen ze een marginale rol of zelfs helemaal geen. Boeken zijn een Westers relict, een Westers instituut. Een instituut kan veranderen of verdwijnen. Dit gegeven heeft ook een invloed op de allochtone bevolking: wie hen in een leescultuur trekt, trekt ze sowieso in een Westers denkpatroon dat echter ook in het Westen niet meer algemeen is. Wat nu gedaan wordt door allerlei brave groepen is de allochtoon tweemaal vervreemden: eerst van de Arabische cultuur en daarna van de huidige Westerse cultuur –want de leescultuur is –naast de noodzaak van een technische vaardigheid- ook geen dominante cultuur in het Westen meer. Leesbevorderingsprojecten zijn al te dikwijls al te simpel.

 

18. Is management spektakel? Ik stel aan heer X, deskundige op het vlak van collectiebeleid in Nederland, de vraag wat 15 à 20 jaar rationeel collectiebeleid in Nederland tot resultaat geleid heeft: "Zeker Nederland is al 15 à 20 jaar bezig met allerlei vormen van rationeel collectiebeleid. Er worden allerlei studies gemaakt, verbanden gelegd, enzovoort. Is er een studie die aantoont dat het ‘rationeel’ beheer van een collectie leidt tot meer en beter leesgedrag? Heeft dit beleid er m.a.w. toe geleid dat de bibliotheken door meer mensen bezocht worden en dat de collecties effectiever gebruikt worden? Dat de bibliotheken dus uitgebreid worden (zowel naar aantal vestigingen als naar aantal boeken)?"

Het antwoord was: Dat is moeilijk te zeggen maar wie geeft wat gevraagd wordt, wordt beloond. In de praktijk in Nederland zijn er echter géén nieuwe vestigingen bijgekomen. Integendeel, er wordt gerationaliseerd en in de praktijk betekent dit afgeslankt. Ook dit zullen we in België meemaken. Mijn prognose is dat bibliotheken eerst in culturele en andere dienstencentra zullen ondergebracht worden om ze daarna te kunnen afschaffen. Dat in elke gemeente een bibliotheek aanwezig moet zijn, zal afgebouwd (moeten) worden. Er zullen nog een aantal grote bibliotheken met een cultureel aanbod blijven, de rest zullen ‘shops’ worden. Er zullen verbanden met andere sectoren aangegaan worden. En dus ook: marketing leidt niet tot een uitbreiding van het aanbod. Marketing kan er wel toe leiden dat een bibliotheek intern zeer goede cijfers kan voorleggen maar die zeggen nog niets over het bereik van die acties in de maatschappij. En nogmaals: er moet een onderscheid gemaakt worden tussen wat positief kan zijn voor een individu en wat een maatschappelijke betekenis heeft.

 

19. Het artikel 'Boot zonder bond' verzet zich tegen de onwaarheid. Er is een ideologie en er is de werkelijkheid. Het ene gebruikt argumenten die niet meer in de realiteit bestaan. De waarden die verdedigd worden, zijn hol en er wordt zonder enige kennis van zaken gesproken. Men verdedigt het instituut met culturele argumenten terwijl de praktijk het culturele ontkent en zelfs vernietigt. Dat is niet uniek voor de bibliotheekwereld, maar is typerend voor deze tijd. We leven in een breukvlak en dat brengt enige onduidelijkheid met zich mee. Nogmaals: het artikel probeert een sociologische visie te ontwikkelen en ook dat leidt tot ongemak. Bestaat de vrije wil dan niet? Nee, want overal worden we met hetzelfde fenomeen geconfronteerd en iedereen tracht dezelfde activiteiten of denkwijzen als oplossing te zien. Een voorbeeld van wel zeer simpel denken is het interview met de organisator van  ZuiderZinnen, Luc Huybrechts, in DM van 13/09/06. Ik hoef hier geen commentaar bij te schrijven omdat het uitspreken van deze zinnen, de idiotie blootlegt, de leugen toont. Maar toch is het interessant omdat ook hij een tweedeling ziet: enerzijds de intellectuelen met hun moeilijke en anderzijds de gewone mens met zijn ‘lekkere’ literatuur. Zinnelijkheid staat centraal –en dat is natuurlijk niet toevallig. Enerzijds is literatuur volgens hem saai en uit de tijd en anderzijds toch springlevend –als literatuur gecombineerd wordt met andere, hedendaagse kunsten en als het een evenement, een spektakel wordt. Maar hij ziet niet dat het evenement de literatuur niet bevordert maar ervoor in de plaats komt.

“Literatuur is veel meer van het volk dan in Vlaanderen en Nederland lijkt. De schrijverij is hier tot pure navelstaarderij verworden. Mijn credo is: geef literatuur aan de gewone mens terug en je zult zien dat ook de massa er stil van wordt. ZuiderZinnen bewijst dat literatuur niet saai hoeft te zijn, een groot verschil met de gemiddelde literaire avond waar je als voorlezend schrijver je publiek zowat bij naam kunt noemen: vier germanisten, […].”

“ Literatuur en kunst verzacht[en] de zeden. Ik geloof echt dat er een onderscheid bestaat tussen mensen die boeken lezen en mensen die geen boeken lezen, je relativeert jezelf meer als je boeken leest.”

Dit is inderdaad een geloof.

 

20. De bibliotheeksector behoort tot de distributie. Er is een verschuiving in onze economie geweest van productie naar diensten en distributie. Door de digitalisering staat de distributie onder druk: we zien dit vooral bij cd’s en dvd’s. De cd’s zijn in de bibliotheken in vrije val: men heeft even gedacht dat het downloaden niet zou gelden voor de klassieke muziek. Dit is niet zo gebleken –en dit komt naast het feit dat klassieke muziek sowieso minder belangrijk wordt (de canon, de tijdsduur, de vormen die geen betekenis meer hebben). De volgende stap is dat de dvd’s –die nu een succes zijn in de bibliotheken- zullen volgen. In DS (13/09/06, E9) verdedigt een videotheek zich met het argument dat de mensen graag iets in handen hebben en de videotheken zullen blijven bestaan. Dit is wel zeer snel geconcludeerd. Het succes van iPod toont het tegenovergestelde aan. In Nederland sloten de laatste twee jaar al 120 videotheken hun deur. En wat is de oplossing? ‘De videotheek moet evolueren naar een entertainment store. […] Heel wat videotheken verkopen nu al snoep, ijs en frisdranken. Waarom zouden daar geen boeken, tijdschriften, videospelletjes of muziek kunnen bijkomen?” Een van de problemen is volgens de geïnterviewde ook het “starre auteursrechtenbeleid”. Het is zo dat iedereen hetzelfde wil doen: alle winkels willen een beleving verkopen, ook de bibliotheken willen dat nu. Iedereen wil zijn product verstevigen door andere producten aan te bieden. En in een wijzigende maatschappij staat uiteraard ook het recht op de helling. We beleven nu een marxiaans moment: binnen het kapitalisme ontstaat er een anti-kapitalistisch moment. ‘Het bezit’ wordt nu immers verlaten voor ‘het gebruik’ waarvoor ook betaald moet worden maar waarvan de materialiteit minder belangrijk wordt. ‘Cultuurgoederen’ worden dus ook virtueler omdat ze nog louter als consumptie, als voorbijgaand element gezien worden. Niet het bezit van cultuurgoederen is een statussymbool maar wel de ‘materiële distributie’ ervan: het toestel heeft nu de plaats ingenomen van de boodschap. The medium is the message.

 

21. De Tiele-lezing van Ludo Simons, of hoe de oude generatie niets meer te zeggen heeft over de boekcultuur en onmachtig staat tegenover de hedendaagse tijd. Wat badineert, wat grapjes vertelt. Zie bespreking in Leeswolf.

 

22. Het artikel ‘Boot zonder bond’ was een poging aan te tonen dat de bibliotheek niet buiten de maatschappij staat maar er een onderdeel van is. De sterkte van het artikel kan er maar in bestaan als fenomenen in maatschappij en bibliotheek wederzijds met elkaar in verband gebracht kunnen worden, als de zienswijze ook op andere fenomenen dan de bibliotheek toegepast kunnen worden. Deze addenda tonen aan dat wat in het artikel geschreven wordt, niet zomaar beweringen zijn maar geworteld zijn in de dagdagelijkse werkelijkheid. In de Vlaamse bibliotheekwereld hebben we nu het fenomeen ‘sprinters’: boeken die al dan niet tegen een kleine som uitgeleend kunnen worden, een kortere uitleentermijn hebben en tot de toptien behoren. Dit is hetzelfde als wat Tony Mary wilde doen met zijn programma’s, bijv. ‘Flikken’. Ook de VRT is een overheidsdienst waar ‘iedereen’ en ‘gratis’ centraal staan en waar beide begrippen achterhaald zijn. De VRT werkt met doelgroepen en heeft er aparte zenders voor. Dit zal ook in de bibliotheeksector komen: cultuur tegenover ontspanning. De digitale evolutie –gelijk waar, gelijk wanneer- is voor de boekencultuur een rechtstreekse concurrent omdat deze een andere tijdsduur kent. De bibliotheeksector argumenteert dat de eis tot gratis diensten overeind blijft omdat de sprinters ook in de gewone collectie opgenomen worden. Maar het is duidelijk dat dit ingaat tegen de geest van het decreet: er is geen gelijkberechtiging meer. (En dat geldt ook voor de VRT.) Het ‘eigenaardige’ is nu dat dit argument nog nauwelijks telt: mensen zien er geen graten in om voor diensten te betalen. De bibliotheekwereld argumenteert nog met het decreet van 1978, terwijl de maatschappij al veel verder staat -en verder is niet altijd gelijk aan beter.

 

23. “Zoals steeds met nieuwe internetinitiatieven, worden ook de aanbieders van videosites geconfronteerd met tegenstanders. Sommigen vragen zich bijvoorbeeld af hoe het moet met het broneffect. Indien iedereen (al dan niet getrukeerde) filmpjes kan dumpen op een populaire website als YouTube, hoe kan de gemiddelde gebruiker dan nog het verschil tussen realiteit en fictie maken? Wat indien iemand journaalbeelden of documentaires gaat vervalsen en ze vervolgens op een site als YouTube zet?” (De Tijd 16/09/2006). Ook in het vorige artikel in B&A had ik al op dit fenomeen gewezen. Het ‘brondenken’ is een denken dat geworteld zit in de humanistische cultuur –ook de catalogus van de openbare bibliotheekwereld lijdt daaronder: editie 2005 is niet gelijk aan 2003 en een paperback moet apart beschreven worden. In feite is dat voor onze werkelijkheid (onze gebruikers) onbenullig. De vraag is nu of dit inderdaad onbelangrijk wordt of dat we mensen moeten opvoeden om de bron te kunnen evalueren. In ieder geval doet ook de bibliotheek dat tweede niet (of nog niet). Indien ze dit wel doet, verliest ze haar neutraliteit. En toch is het noodzakelijk -maar het is zeer de vraag of de bibliotheek dat wel kan. Iedereen kent het onderscheid tussen reclame en nieuws en toch blijft de fascinatie voor reclame. (Deze discussie werd vroeger ook gevoerd over het geweld op televisie: als dat inderdaad zo'n invloed op mensen zou hebben, als men inderdaad geen besef zou hebben dat er veel fictie is, dan zouden we in een wereld moeten leven die constant gewelddadig is. Echter: wanneer de middenklasse-waarden verdwijnen, verdwijnt ook deze restrictie. Brussel, een jungle.) In plaats van het decreet lippendienst te bewijzen, zal men dit kritisch doorlichten en een totaal ander decreet moeten schrijven. Het artikel vervolgt echter met:

“Zoals steeds wordt vooral gerekend op een zekere zelfregulering en relativering van de gebruikers. Op een site als YouTube moeten het die gebruikers zijn die beslissen wat kan en niet kan. Zolang de YouTube's van deze wereld hun bezoekers daartoe de nodige faciliteiten verlenen, blijven de nevenwerkingen en uitwassen wellicht binnen de perken.” Wat betekent dit? Dit betekent dat de bibliotheek géén rol te spelen heeft maar dat het de gebruikers zelf zijn die beslissen. Met andere woorden: de bibliotheek als spreekbuis van een canon, heeft geen rol.

 

24. (zie ook 33) DS, 15/09/2006. Internet in de bibliotheek.

Dat een instituut het daten wil gebruiken om zelf te overleven, terwijl beide niets met elkaar te maken hebben, zegt wel veel over de wanhoop en de radeloosheid in de bibliotheeksector. Dit geldt ook voor de nieuwe ‘dada’: elkaar ontmoeten (deze twee woorden moeten met een ronde mond uitgesproken worden). Deze doelstelling is er gekomen onder politieke druk: om de verzuring tegen te gaan, mensen met elkaar doen klappen (herinner u het succes van het boek ‘Vuur’ van Bart Kouba). Door het internetgebruik stelt men dat dit complementair is aan deze traditioneel zwakke functie van de bibliotheek (zo kunnen we inderdaad ook nog een aantal zwakke punten in bibliotheken vinden, maar –en daarover ging 'Boot zonder bond' ook- is dit dan nog een bibliotheek?). Maar dit is natuurlijk vals: 'daten', mensen met elkar in contact brengen is niet complementair maar een functie die nu aan de bibliotheek toebedeeld wordt. Daten, e-mailen, communicatie zijn geen functies van de bibliotheek als instituut van de humaniora. En daarmee zeg ik niet dat daten, e-mail, enz. ‘slechte’ of ‘nutteloze’ activiteiten zijn. Wel zeg ik dat deze niet direct een relatie met een bibliotheekwerking hebben. En dat het ook gevaarlijk is dat de biblioteeksector zich hieraan vastklampt, want omdat deze niet inherent zijn aan het instituut zelf, zullen ze ook verdwijnen en dan staat de bibliotheek terug met lege handen. De sector roept van zichzelf het beeld op van een radeloze die de bladeren van de bomen wil oprapen, ze gelijk waar te plakken en zichzelf te overtuigen: het is groen, het is groen.

Volgens DS: “De pc's zijn complementair aan het fysieke aanbod in de bibliotheken. Functies als cultuur en educatie, die sterk samenhangen met de klassieke collectie, scoren op de pc's erg laag. De ontmoetingsfunctie die klassiek laag scoort, doet het dan weer zeer goed in de digitale toepassingen.”

En in HLN van 15/09 staat: “Sites die te maken hebben met 'educatie en cultuur' halen samen nauwelijks 4 procent.” Dit is duidelijk en de waarheid.

De brochure van het VCOB laat echter niet toe om een duidelijk inzicht te krijgen in de categorie ‘Informatie’, een cruciaal inzicht. Bibliotheek 14,3 %? De catalogus van Gent staat op het internet, en die wordt hier dan ook bij gerekend en inderdaad wordt de startpagina als een hit gerekend. Ook evenementen, uitgaansleven, gezondheid en esoterie, televisie, reizen, enz. worden als informatie gerekend. We hebben de indruk dat er een betoog opgezet wordt om te verdoezelen. De informatie wordt hier gelijkgesteld aan de collectie non-fiction in de bibliotheek. Maar dat is vals. Informatie moet onderscheiden worden: huis-, tuin- en keukengebruik, reisinformatie, educatieve informatie. Wanneer we de cijfers iets waarheidsgetrouwer bekijken dan zijn het de reisgidsen en de huis-, tuin- en keukenboeken die het grootste deel van het gebruik vormen. Is de bibliotheek een onderdeel van de informatie- of van de evenementen- en consumptiemaatschappij. Het is duidelijk dit laatste. En dit heeft invloed op de dagelijkse praktijk van de bibliotheek: we argumenteren onze handelingen met redenen uit het verleden.

 

25. De Slegte sluit filialen. Als een commerciële instelling dit doet, dat zal ze wel redenen hebben. Ondanks het ‘succes’ van boeken, blijkt het dan toch niet zo goed te gaan. Ook in een stad als Gent is dit merkbaar: er worden geen tweedehandboeken meer aangenomen die ouder dan 10 jaar zijn. De waarde van de traditie? Het inzicht van de klassieken?

 

26. Lezersbrief in De morgen 07/09/06. Over ‘Alles uit de kast’. Niet alleen de bibliotheekwereld is snel tevreden:

"Tot slot: Ik ben leerkracht Nederlands en heb het erg moeilijk om leerlingen de weg naar het boek, naar de bibliotheek, naar de boekhandel te laten vinden. Als enkele leerlingen op basis van zo'n programma ertoe komen om 'iets' te lezen en daar plezier in vinden, dan is dat mooi meegenomen."

Rita Cuvelier, Torhout

Maar wat betekent dat ‘mooi meegenomen’? En iets is altijd meer dan niets. Een kinderhand.

27. Daniël Termont in De morgen, 07/09/2006.

"De verzuring neemt toe, zegt men, maar ik noem het een grotere mondigheid. De onderdanigheid en het respect voor de overheid zijn verdwenen. Als er in mijn kindertijd een politieagent opdook, dan lette iedereen op. Nu steken ze hun middenvinger omhoog. Het voordeel is dat de man in de straat dichter bij de beleidsmakers staat. Het nadeel is dat ze veel rapper klagen.” Er is minder ontzag voor autoriteit in de maatschappij aanwezig. Dat geldt voor het dagelijkse leven maar ook voor het culturele. Het boek wordt niet langer meer met autoriteit gelijk gesteld.

 

28. In 'Boot zonder bond' schreef ik dat het boek een instituut is en o.a. een eigen vorm heeft. Ik stelde dat het boek een historische vorm is en daardoor aan verandering onderhevig is. Geef het boek aan jonge boekontwerpers en ze werken met beelden, niet met teksten. In DWR 123, schrijft Walter Nikkels: ‘[…], en daarbovenop nog eens de vaststelling dat de traditie van het klassieke, introverte boek langzaam verdwijnt.’ Ik schreef dat introversie, terughoudendheid burgerlijke waarden zijn die verdwijnen (zie Norbert Elias). Nikkels hoopt op een nieuw soort boek –ik meen dat er iets anders in de plaats komt. In zijn artikel maakt hij een analyse van het boek als een bepaalde vorm in een bepaalde tijd voor een bepaalde klasse. Als een boek dat is –nl. een instituut- dan is de bibliotheek dat zeker. Een boekontwerp wordt met architectonische woorden beschreven. Dat is niet toevallig. Burgerlijkheid en rationaliteit gaan samen omdat ze in een bepaalde economische orde noodzakelijk zijn. En dat zegt Nikkels ook: we verliezen de traditie van het boek waardoor er enkel nog maniërisme overblijft. Dit laatste is ook gebeurd met vormen als opera en operette. Of rijmdwang dat refereerde aan een orale traditie –binnen een academische wereld waar het boek centraal staat is het mnemotechnische niet meer noodzakelijk. Het boek was een intimiteit en is dat nu niet meer. Het boek verliest de marges en gaat de wereld in: de beelden worden aflopend gedrukt –maniëristen doen dat nu ook met tekst waardoor de woorden, de inhoud beeld worden. Het globalisme weerspiegelt zich in het boek dat beeld wordt en niet meer terugvalt op de innerlijkheid. Het toont het uiterlijke en is zichzelf een object geworden. Jan Tschichold lezen. Het is merkwaardig hoe weinig boekkennis bibliothecarissen (nog?) hebben.

 

29. De Groene Amsterdammer, boeken, nr. 3, 2006. Recensie van ‘Leescultuur onder vuur: zes voordrachten over geletterdheid’ door Johan Koppenol. (Dit boek is/was in september 2006 nota bene niet aanwezig in de Vlacc.) De vraag is hoe je jongeren met de ‘klassiekers’ in aanraking kan brengen. Ook in Vlaanderen werd enige jaren geleden een onderzoek gewijd aan dit thema. Dit verslag is verschenen in de ‘verslagen’ van de Koninklijke Academie. De recensent hier legt duidelijk de link met het ‘Bildungs-ideaal’ - dat niet langer meer bestaat. Literatuur werd vroeger gezien als een stap in de ‘humaniora’, dit is niet langer meer zo. Literatuur wordt niet meer gezien als een stap om een ideaal te bereiken. Dit geldt dus ook voor de bibliotheek: de rol die bibliotheken gespeeld hebben in de ‘verzuiling’, geldt niet meer. Maar ze argumenteert nog steeds met woorden en idealen uit die tijd. 'Boot zonder bond' gaat in tegen die ideologie. Hetzelfde fenomeen is er met het internet. Het VCOB mag wel beweren dat internet een onderdeel van de bibliotheek is, in feiten is dat niet zo. De bibliotheek stelt enkel een hardwarecomponent ter beschikking maar heeft verder niets te maken met wat er op deze pc’s gebeurt. Internet en bibliotheek (beide gezien als instituut) hebben met elkaar niets gemeen. Het artikel verwoordt als een visie: “Een eeuw geleden kon de kunst nog pretenderen een zeker soort waarheid te bezitten, ondertussen is haar enige waarde nog vermaak.’ Zou dit dan geen invloed hebben op de bibliotheekwereld? En dus wordt de vraag gesteld: ‘Waarom moeten mensen geletterd zijn?’ De recensent stelt dan ook dat de vraag van het colloquium ‘hoe’ misplaatst is, men zou zich beter afvragen ‘waarom’ je jongeren met de canon (en dan nog de Nederlandse canon!) in contact moet brengen. De recensent denkt dat dit nog kan, ik stel dat de tijd nu reeds veranderd is en dat de vraag zelfs niet meer gesteld moet worden: in deze maatschappij is geletterdheid van geen tel. De recensent trekt het wijder en schrijft: ‘Dat probleem is niet exclusief voor de letterkunde. De hele cultuur als zodanig wordt in de richting van de markt gedreven. Musea creëren gedwongen hun eigen hypes, want anders overleven ze niet, structurele bestedingen op het gebied van cultuur maken immers plaats voor tijdelijke bonussen waar men in concurrentie om moet strijden. Voor musea betekent dit verplichte spektakeltentoonstellingen met veel tamtam en massa’s bezoekers, dan wel ‘verleuking’ van de vaste collectie om concurrerend te blijven met alle andere denkbare vormen van entertainment.” En de bibliotheek zou hier buiten staan?

 

30. Patrick Janssens verdedigt zich in DS van 16/09/06: ‘Technisch probeer ik een zo goed mogelijke campagne te voeren.’ Hij spreekt over de technische kant van de zaak, niet over hoe waardevol de inhoud wel is. Janssens heeft dus inderdaad de politiek verlaten en voert een zakenbeleid: wat zijn de problemen en hoe die op te lossen? Hij stelt dat de ideologie van geen tel is en dat de problemen louter zakelijk bekeken moeten worden. De politiek wordt op die manier in een economische logica getrokken. En dat we weten dat dit goede en slechte kanten heeft, toont aan hoe we kinderen van twee tijden zijn. De verwisseling van doel en middel. Maar ook dit: de nee-stemmers, de proteststemmers in de verkiezingen hebben dus wel gelijk als ze zich afkeren van de traditionele politieke partijen. Want deze zeggen zelf dat ze hun waarde verloren hebben, dagelijks hoort de bevolking dat het parlement niets te zeggen heeft, dat de senaat overbodig is, dat de gemeenteraad slechts een stemmachine is, dat de oppositie doos is. Marx: het proletariaat is een voorhoede omdat ze ziet want ze heeft géén belangen in de maatschappij. En dit is de werkelijke betekenis van het politiek-correcte denken: het is een belangdenken. Daarom ook is de culturele sector zo actief: ze moet haar eigen hachje redden en daarom kwispelt ze met graagte om sociaal-artistiek te zijn. En ook dit heeft een positieve keerzijde.

 

31. Tony Mary in DS van 16/09/06 over digitale televisie: “Dit is broodnodig om een nieuwe generatie te bereiken van burgers die opgegroeid zijn met internet en iPod en het gewend zijn om inhoud te consumeren op de tijd en de manier waarop ze dat willen.’ Daarover gaat het inderdaad: de burgers zijn niet opgegroeid met boeken en de inhoud wordt ‘geconsumeerd’.

 

32. Jan Debbaut in DS, 19/09/06: redacteur Geert Van der Speeten schrijft: “Toch wil de provincie [Limburg, JV] zich met kunst profileren, als onderdeel van een marketingplan dat het ‘onverwachte’, het ‘jonge’ en het ‘pure’ als regionale troeven uitspeelt. […]” Volgens Anciaux wordt dit een openluchtmuseum ‘waar kunst publiek domein wordt’. Hier zien we dat het instituut museum onder druk komt te staan. Een museum was juist opgezet om kunst beschikbaar te stellen voor iedereen. Blijkbaar is het publieke domein nu verschoven naar de straat en is het museum voorbijgestreefd. Dat kunst een onderdeel van een verkoopstrategie en een toeristisch plan is, betekent natuurlijk ook dat andere functies ontnomen worden. En Jan Debbaut zal dit organiseren, nu als zelfstandige. Dit publieke wordt dus niet door de overheid inhoudelijk ingevuld maar door een ‘consultant’.

In dezelfde krant Koen Van Synghel over de luifel van het architectenbureau Moritz-Simon in Brussel: ‘De stad wordt ervaringsruimte in plaats van ruimte voor consumptie.’ Ja, een luifel zal de economie keren, net alsof ervaring en consumptie niet hetzelfde zou zijn.

 

33. (zie ook 24) DS, 14/09/06: het VCOB doet aan marketing. Bib daten is zo’n voorbeeld waarom ik het artikel geschreven heb. Het is mededogen met de wanhoop van de bibliotheeksector. Hoe een instelling zo weinig respect voor zichzelf heeft - en daardoor ook voor het eigen personeel en het publiek. Hoe zaken die niet geïnstitutionaliseerd mogen worden (het privéleven van mensen), dan toch georganiseerd worden. Niet voor de zaak zelf (relatie-opbouw) of leesbevordering (hoe weinig ik daarin ook geloof) maar om zichzelf in het zonnetje te stellen. De redacteur van DS schrijft: “De organisatoren wilden komaf maken met het stereotiepe beeld dat bibliotheken muf en saai zouden zijn.” (En wie zegt er dat de bibliotheken als muf en saai gezien worden?: hoe het superinstituut, het VCOB, de clichés maakt.) De bib is hip. Dit is vals. 'Boot zonder bond' wil juist de ideologie ontmaskeren om dat over te houden wat noodzakelijk is. Ik schreef  dat in tijden van verwarring de instituten zich op zichzelf terugplooien en zichzelf in stand willen houden. Ze verlaten daartoe ook hun doelstellingen –kan ook niet anders omdat die doelstellingen niet meer in de maatschappij passen. Hoe wordt dit georganiseerd? Als een televisieprogramma. Is de televisie de norm in de boekenwereld? Frederika Van Wing (VCOB) denkt dat ze nu het gat in de markt gevonden heeft om de jongeren naar de bibliotheek te lokken. Parabels lezen. Het VCOB schrijft in haar nieuwsbrief: “Ten slotte voorzien we nog een zevende kaartje. Hiermee kan je reeds enkele weken vóór Gedichtendag die klanten die je dreigt te verliezen uitnodigen om op Gedichtendag opnieuw naar de bibliotheek te komen. Deze afhakersstrategie werd tijdens Gedichtendag 2006 uitgeprobeerd door enkele bibliotheken en was bijzonder succesvol.” Ik vraag aan Frederika Van Wing hoe dit gemeten werd. Ik krijg geen antwoord. Ik blijf zitten met de vraag hoe je van het gezicht van een lener kunt aflezen dat je hem dreigt te verliezen. Maar als we nu eens anders redeneren. Vanuit een publieksvriendelijk standpunt bijvoorbeeld en zeggen dat een bibliotheek er is voor de leners, wanneer zij willen en voor wat zij wensen. Waarom moeten wij hen dan nog smeken om te komen? Ze hebben het recht om een bibliotheek links te laten liggen. 'Laat de mensen gerust' en concentreer je op die groep waarvoor je bestaat.

 

34. We leven in een maatschappij waar de autoriteit niet vanzelfsprekend is. Het internet is daarom meer dan een ‘techniek’, het is een uiting van én een bevordering van een nieuwe houding. Wat op het internet staat, kan nooit dezelfde autoriteit hebben als het boek. Het zijn twee verschillende werelden. DS 17/08/06: “Myspace groeit acht keer sneller dan Google” In dit artikel staat: “Steeds meer surfers vertrouwen op elkaar om te ontdekken waar ze een leuke nieuwe website of videoclip kunnen bekijken.” Op deze manier verandert de maatschappij: het gaat eerder om vertrouwen dan om gezag: wie dit vertrouwen beschaamt, wordt ‘gekenmerkt’. De sanctionering is mogelijk en wordt uitgeoefend. Er is een directe relatie tussen iets aangeraden krijgen en iets zien en de beoordeling ervan: de tijd verkort. Dat geldt ook voor het nieuws: de ‘mensen’ zelf maken het nieuws. Bibliotheken en uitgeverijen maken nogal wat spel over Google en het ‘publiceren’ van boeken op het internet. Dit is een detail, ze zien niet wat naast de officiële cultuur bezig is.

   

Terug naar Addenda