S F C D T
En
toch is de wereld plat: addenda bij ‘Boot zonder bond’
Na de weigering van de lectoren om het artikel 'Bond zonder boot: een bijdrage tot de bibliotheekkritiek' van Johan Velter in Bibliotheek- en Archiefgids te plaatsen, heb ik (JV) gedurende ongeveer een maand (augustus-september 2006) bijgehouden wat de waarheid van het artikel aantoont. Deze addenda werden aan de redactie overgemaakt in september 2006 -ook hierop kwam geen reactie van de lectoren. Deze anti-intellectuele houding maakt het begrijpelijk waarom de bibliotheekwereld nog steeds geen adequate beschrijving van zichzelf en de wereld kan geven.
Er
zijn nogal wat herhalingen. Door de aard van dit artikel kon dit niet anders.
Toch excuses daarvoor. Ook de taal is clichématig en soms onverzorgd.
1. Vrij Nederland
(VN), 19/08/06, p. 56-57. Ik citeer enkel de inleiding: ‘Maar over dit succes
[van de hedendaagse kunst] hangt de schaduw van een groot verlies: de kunst is
overgeleverd aan de ongeremde krachten van vraag en aanbod en verliest zijn
aanspraak op de waarheid. Betekent dat het einde van de kunst? Of ligt er in de
afstand die sommige kunstenaars doen van het romantische begrip ‘kunstenaar’
een uitweg?’ In het artikel werd vastgesteld dat de commercie de culturele
wereld in haar greep heeft en dat de kunst/cultuur de hedendaagse wereld weinig
te zeggen heeft omdat het met het spektakel verbonden is.
2.
Alles uit de kast, oproep en persbericht 7/8/6
‘Voor
alle duidelijkheid: Alles uit de kast
is géén cultuurprogramma, laat staan hét langverwachte cultuurprogramma. Het
is een boekenprogramma in de breedste zin. […] In Alles uit de kast kan alles. Als er maar een boek over bestaat.’
In
het artikel werd vastgesteld dat televisie en (boeken-)cultuur weinig met elkaar
te maken hebben. Het boek wordt hier gereduceerd tot een consumptiegoed,
letterlijk ‘een boek kan tot alles dienen’ en ook als programma: het is een
manier om een programma te maken. Tegelijkertijd wordt hier nog eens aangetoond
hoe het boek niet meer verbonden wordt met de canon: het is allemaal om het
even, als er maar een boek is.
=>
Commentaar van Jeroen Theunissen in DM, 24/08/06
“Eerlijk
gezegd word ik wat moe van dat fijn-breed-leukgedoe. Dat men over boeken kan
praten zonder het over cultuur te hebben, is volstrekt nieuw voor mij. Het is
zo'n beetje als koken zonder potten en pannen.
En
in DS van 14/09/06
“In de openbare bibliotheek van Gent wordt
het gemiddeld slechts drie keer per jaar uitgeleend. Maar na vier afleveringen
van Alles uit de kast zijn alle exemplaren daar de deur uit. Ook Proust, die in
het tv-programma in één minuut werd voorgesteld, is uitgeleend. ,,Bezoekers
vragen naar dat boek omdat ze het op tv hebben gezien'', zegt Koen Temmerman,
verantwoordelijke van de boekencollectie in de Gentse bibliotheek. ,,Zelfs de
biografie van Pater Damiaan is uitgeleend. Gewoon omdat Willem Vermandere dat
boek had geprezen.'”
Opmerking:
Proust? Dat is weliswaar 1 naam, maar er zijn toch veel boeken. En die zijn
allemaal uitgeleend? Nee dus. En pater Damiaan? Dit boek heeft een
‘degelijke’ leengeschiedenis’, dwz dat het geen topper is maar elke maand
wel uitgeleend geweest is. De lener die dit boek meegenomen had, heeft het boek
dezelfde dag teruggebracht.
3.
De Volkskrant, jubileumbijlage, 23/08/06, p. 37 e.v.
Fallaux:
‘Maar dit is de toekomst: slechte televisie, ongemonteerd en altijd
toegankelijk, zonder ingrepen van redacteuren. Het is goedkoop. En kranten
hebben geen geld, dus dit ga je veel en veel meer zien. Als een soort service.
Mensen kunnen kijken wanneer ze willen.’
In
het artikel werd aangegeven dat de canon van de schriftcultuur verdwijnt - een
krant staat dicht bij de bibliotheek. Voor een krant is de redactie de filter.
Dat de consumptie 24 uur doorgaat. Dat de macht/het geld verschuift van het
schrift naar het beeld. Dat we in een verwarrende tijd leven en dat iedereen aan
het zoeken is –net zoals de bibliotheek. Het artikel poogde een sociologische
visie te geven, er werden (bijna geen) waardeoordelen gegeven maar een
beschrijving van een tijdsmoment. Het wil aantonen dat als een maatschappij
verandert, ook de instituten van die maatschappij veranderen. Soms in
dusdanige mate dat het oorspronkelijke instituut volledig verandert.
4.
Knack van week 23/08/06: Devos over de politiek
5.
De Groene Amsterdammer, 25/08/06, Megakitsch en bibliothrillers, Marja Pruis
‘Nieuw
is echter dat iets wat in essentie pulp is, wordt opgepimpt tot literatuur.
[…] De grote literaire hamvraag voor het komende seizoen wordt dan ook: is het
echt of is het nep, kunst of kitsch? […] Opvallend in dit verband is het grote
animo waarmee maar liefst twee literaire uitgevers zich op aspirant-schrijvers
storten.’
In
het artikel wordt gewezen op het verdwijnen van de canon en het verschuiven van
de norm naar de massa. De literatuur is te moeilijk, staat te ver af van de mens
en daarom wordt de norm verlaagd. Zover dat de lezer zelf schrijver kan worden
en kan participeren aan de republiek der letteren. Dit is eenzelfde fenomeen als
met televisie: van kijker wordt men speler. Dit heeft te maken met de
‘verkorting’ van deze tijd: er is een directheid ontstaan, de afstand wordt
verlaten.
6.
Zoek! Over Google door John Battelle
Er
is een paradigmawijziging opgetreden dat door het internet versneld of voltooid
wordt. Vroeger bood de bibliotheek een pakket aan, ze schreef zich in in een
culturele wereld die iets wist en een opvoedingsproject had. Dit werd gekaderd
in een vervolmaking van mens en wereld. Nu werkt het individu anders: het
ontvangt niet meer maar het zoekt zelf, het stelt zijn eigen pakket samen –ook
dit heeft het onderwijs al langer begrepen. De mensen willen wel nog gebruik
maken van de bibliotheek (internet, een reisgids, een spannend boek) maar willen
zich niet meer inschrijven in het project –net zoals men geen lid meer wil
zijn van een vereniging, een politieke partij. Het project is niet meer
belangrijk, wel wat het individu er kan uithalen. Vandaar dat ook de
‘gratis’-politiek perfect de consumptiewereld aanmoedigt en bevestigt.
P.
32: ‘Meer dan 95 % van de zoekers gebruikt nooit de geavanceerde functies die
de meeste machines bieden. En de meeste zoekexperts zijn het erover eens dat er
weinig tot geen kans is om dit aantal omlaag te brengen. We willen meteen
resultaat en we willen dat de machine dit levert zonder dat wij een logge nieuwe
programmeertaal hoeven te leren (desondanks heeft zoeken ongetwijfeld invloed op
onze culturele grammatica op een manier die we nog niet begrijpen).” En
daarvoor moest Vlacc II ontwikkeld en kapot geëist worden?
7.
Het artikel poogt een sociologische visie te geven. Het gaat ervan uit dat de
maatschappij verandert en dat dit consequenties heeft voor haar instituten en
voor de psychologie en het gedrag van de mensen en dat dit gedrag terug een
invloed heeft op de instituten. Het is een denkoefening in het functionalisme:
wat is de functie van een instituut en wat als er geen functie meer is. Het
verzet zich dus tegen een essentialistisch, metafysisch denken dat uitgaat van
eeuwige waarheden en geen verandering ziet. (Het zou intellectueel juist zijn
zijn als de lectoren hun visie verduidelijkten.) Uit het laatste boek van
Richard Sennett ‘The culture of the new capitalism’ blijkt nog maar eens hoe
deze tijd aan het veranderen is. Hét type mens is diegene die geen vakmanschap
bezit, geen trouw heeft aan bedrijf of instituut maar flexibel is, overal kan
ingezet worden en op korte termijn handelt zonder reflectie. Het zou een illusie
zijn te menen dat een bibliotheek boven de tijd staat. Integendeel, in het
artikel wordt beweerd dat de bibliotheek een tijdgebonden instituut is. Er wordt
ook een verband gelegd tussen deze ‘nieuwe’ psychologie en ander gedrag van
de huidige mens, nl. het lezen. Maar Sennett gaat nog verder. Hij beweert dat
door die flexibiliteit de mens onzeker wordt –zijn levensloop is onzeker en de
relaties die hij aangaat zijn ook beperkt in tijd, de arbeidstijd wordt een
jungletijd. In het artikel ben ik niet zo pessimistisch: de huidige tijd brengt
onzekerheid mee, maar dat geldt vooral voor de oudere werknemers omdat zij hun
zekere tijd verloren hebben –de gepensioneerden daarentegen weten dat ze het
gehad hebben, hebben rijkdom opgebouwd, hebben minder verantwoordelijkheid en
hoeven die ratrace niet meer mee te maken, zij beleven met hun kleinkinderen een
nieuwe ouderschapsperiode. De middenklasse verdwijnt, constateert Sennet. In het
artikel beweer ik dat de middenklasse-waarden verdwijnen.
8.
Eén van de tekortkomingen van het artikel is dat er te weinig uitleg gegeven
wordt over het verdwijnen van de publieke sfeer. In het vorig artikel voor
B-& A-gids is dat probleem ook slechts aangehaald. Een volgend artikel zal
daarop wel ingaan. In het nu geweigerde artikel wordt gesproken over de
verandering van de burgerlijke waarden. Niet het ‘inhouden’ maar het directe
overheerst nu. Dit wordt ook beweerd in ‘The fall of public man’ van
dezelfde Richard Sennett. Op
p. 6 schrijft hij: “The world of intimate feeling loses any boundaries; it is
no longer restrained by a public world in which people make alternative and
countervailing investment of themselves.’
9. Over de positie van het boek in deze tijd. DS van
6/09/06 citeert Tom Lanoye in Humo van 05/09/06: ‘De veiligheidsadviseur van
het Vlaams Belang heeft aangekondigd dat er cd’s van dEUS vernietigd zullen
worden. Een teken des tijds: vroeger verbrandden zulke gasten boeken. Ik moet
nederig het hoofd buigen voor de rock-‘n’-roll: die heeft duidelijk meer in
de melk te brokkelen dan de literatuur.’
10. Lezend in de VCOB-brochure ‘De bibliotheek: een huis
vol meningen’ blijkt toch dat niet alle bibliotheekmensen daarvan overtuigd
zijn, dat sommigen toch alleen maar hun eigen foute mening willen kennen en
verspreid zien.
11. De
Standaard: 7/9/6, p. 25 Column PDW. In grote letters
staat: ‘Elke columnist denkt dat de evenaar van het heelal door zijn reet
loopt.’ En op p. 27 Jean-Luc Dehaene (in Knack van 6/9): 'Tegenwoordig voelen
politici zich blijkbaar genoodzaakt om op ieder incident te reageren met een
instantbeslissing. Men drijft voort op emotiegolven van de publieke opinie en
laat zijn agenda bepalen door de waan van de dag. […] Een politicus moet over
die muur van emotie heen kunnen kijken om in alle rust verstandige beslissingen
te nemen.’
In het artikel vermeldde ik dat de waarden van de
middenklasse van afstandelijkheid, bedachtzaamheid veranderd zijn: een
uitdrukking zoals die van PDW in een kwaliteitskrant duidt daarop. Ook de
uitspraak van Dehaene kadert in deze evolutie: er wordt meer aandacht besteed
aan emoties dan aan rationele analyse. Daarom worden afwijkende meningen ook
niet meer aanvaard: de gelukstoestand van de maatschappij ligt niet meer in
inzicht, rationaliteit maar is gericht op gezelligheid, op samenzijn (elke
dissident is een gevaar, bevuilt het bloemetjesbehang), op shoppen (verwerven is
zijn). Dat dit artikel afgewezen werd, is ook wel een bevestiging van deze
situatie –en ik besef dat dit neerschrijven een retorische truc is. Men denkt
dat de maatschappij vooruitgaat, maar vooruitgang betekent niet noodzakelijk dat
de wereld er ook beter door wordt. Beter en slechter zijn morele begrippen, zijn
ook contextgebonden en wat in onze ogen slecht is, is dat niet noodzakelijk voor
een volgende generatie. Maar dan nog: het is een typisch Westers fenomeen om te
denken dat de wereld naar een beter punt evolueert. Teveel Teilhard de Chardin,
te weinig Darwin. En dus onjuist.
12.
Zaterdag 9/11 (en dinsdag 12/09/06, idem voor Freya
Van den Bossche)). Het kopstuk van de sp.a Patrick Janssens voert een campagne
waar er geen verwijzing is naar zijn partij. Hij wil niet geassocierd worden met
een bepaalde maatschappijvisie maar wil zich boven de partijen –en dus
conflicten- stellen. In het artikel werd betoogd dat we in een tussentijd leven.
Dit geldt natuurlijk ook voor de politiek. De oude partijdemocratie, een variant
van de parlementaire democratie, is –zeker op lokaal gebied- voorbijgestreefd.
Het lijkt erop dat er maar 1 oplossing meer is en dat is op een rationele manier
een stad te besturen –de pendant hiervan in de bibliotheekwereld is de ‘performance measurement’.
De ene partij legt daar een accent, de andere partij belicht dat facet maar ze
zijn het allemaal eens met elkaar. Patrick Janssens bekijkt de kiezer als een
consument –Steve Stevaert heeft hem dat voorgedaan- waarbij de mens niet op
zijn intelligentie bekeken wordt (dit punt van partij X is beter dan van partij
Y) maar als iemand die tot een groep wil behoren: de 52 toffe anderen.
‘Patrick’ wil een merk zijn dat niet controversieel is, maar een goed gevoel
oproept. Net zoals er geen verschil is tussen auto X en auto Y (technisch
is de ene auto evenwaardig aan de andere) moet het verkoopargument nu gehaald
worden uit emoties. De mens wordt niet ingedeeld in een ideologische groep of
naar afkomst of klasse: er is nu nog slechts 1 groep, die der consumenten.
Dit is ook de grote kracht van het Vlaams Belang: het
stelt zich boven de partijen, het creëert een groepsgevoel (wij tegen de rest).
En het succes is niet gestoeld op inhoudelijke argumenten maar op een
sociologisch gelijk: het failliet van een bepaald soort politiek.
Dat de overheid zichzelf omzeilt, wordt ook aangetoond
doordat ze om slagvaardig te kunnen werken allerlei satellietondernemingen rond
zich opbouwt: van vzw’s tot bevriende bedrijven. De manier van beslissen is
(de procedures zijn) in tijd te langdurig geworden: onze tijd vraagt snelle,
directe acties. Zoals ook in het artikel gezegd wordt: de tijd verkort, er is
nood aan directheid. M.a.w. de politiek negeert haar eigen regels om zich als
niet-politiek te kunnen gedragen. (Aristoteles verbleekt.) Doordat de tijd geen leestijd meer is, komt de cultuur (de
roman) onder druk te staan.
Het is evident dat de bibliotheek in dezelfde wereld zit:
er is emotionaliteit, er is consumentisme.
Een week eerder, 2/9/6, p. 51, Tobback over Patrick
Janssens die volgens de journalist beschaamd lijkt te zijn dat hij partijlid is.
“ Maar het is een algemeen fenomeen. Dit weekend ging in
Frankrijk alle aandacht naar het congres van de PS te La Rochelle. Ségolère
Royale was kop van Jut. Lionel Jospin stelde: ‘Ik wil de kandidaat zijn van Un
Mouvement, Une Idée, les Militants’. Hij zei vooral dat hij niet de kandidaat
wilde zijn van de media en de opiniepeilingen. Jospin zet zich af tegen Ségolène
Royale, die in de trant van Patrick Janssens zegt: ‘Die partij kan me
eigenlijk gestolen worden: mijn plaats is op de tv, in de media, in de
opiniepeilingen.’
Het sympathieke van dit antwoord is dat Tobback toegeeft
hoe moeilijk hij het heeft met deze evolutie maar hij is intellectueel alert en
moedig genoeg om te zien wat er gaande is. Hij wel.
13. We doen verder met politiek, want als ik spreek over
een tussentijd, over een breukvlak dan gaat het natuurlijk niet alleen over de
bibliotheek, of over het bloemetjesbehang en de zonnebril van een
bibliothecaresse maar over de maatschappij. De Morgen, 2/9/9, p. 22-23:
“In Frankrijk laten nogal wat waarnemers zich negatief
uit over wat ze de démocratie d’opinion noemen? Nochtans heeft Ségolène
Royal volgens Cayrol “iets fundamenteels begrepen”. De eerste politica van
de regio Poitou-Charentes heeft, zegt hij, “gesnapt dat de mensen het beu zijn
om door politici de les gelezen te worden. Iets wat helemaal van de tijdgeest
deel uitmaakt en wat zij perfect aangevoeld heeft, is bijvoorbeeld de
participatieve democratie, de relatie van permanente interactiviteit die ze
onder meer via haar website met de opinie opzet, het feit dat ze iedere burger
als een expert beschouwt.”
In het artikel werd verwezen
naar het einde van de canon,
naar de interactiviteit (de canon is éénrichtingverkeer) en de verder
evoluerende democratie.
14. DM, 9/11, p.44-45: Directeur consumentenelektronica
Rudy Provoost (Philips): het consumentisme is ‘totaliserend’, het wil de
volledige mens veroveren door op zijn gevoel te werken. De mens wordt niet
aangesproken op zijn intelligentie: “Als we iets nieuws ontwikkelen, engageren
we de consument heel actief. We hebben labo’s waar we onze electronica
uittesten onder consumenten. Als je ons Home Lab bezoekt in Eindhoven zie je
niet alleen technici, maar ook psychologen, antropologen en marketeers. We creëren
een stuk microkosmos zeg maar, een biotoop waarin al die functies kunnen
samenwerken en samenleven.’ Even voordien zei hij: ‘De definitie van content
is vandaag entertainment, maar dat zal in de toekomst breder worden: gezondheid,
controle van het huis, enzovoort.’ In het artikel werd gesteld dat spektakel
en consumentisme hand in hand gaan ten nadele van de cultuur. Provoost zit
natuurlijk in een commerciële functie maar de evidentie waarmee content
gelijkgesteld wordt met entertainment mag ons toch aan het denken zetten.
Content wordt volgens hem uitgebreid maar toch blijft dit in de privé-sfeer
hangen, is het een verlenging van een materialiteit. Verder in het artikel zegt
hij: “Er zijn veel mogelijke definities, maar voor mij persoonlijk betekent
‘simplicity’ dat je geen handleiding meer nodig hebt en gewoon intuïtief
met een product kunt werken.” Dit is de realiteit: ook met Google is dat zo.
Ondanks allerlei bijkomende mogelijkheden wordt slechts 1 zoekmethode gebruikt:
het is gemakkelijk en intuïtief. Ook het werken met Windows is op deze manier
opgebouwd: het wijst zichzelf uit. Ook dit is een andere manier van omgaan met
de dingen: een handleiding betekent: lezen, verstaan, toepassen. Bij de huidige
producten blijft enkel de derde stap over. En dat wordt ook toegepast op
de bibliotheek: lezen? opzoeken? Nee, men verwacht een direct resultaat zonder
dat er moet geprobeerd of afgewogen worden. En dat heeft natuurlijk ook weer te maken
met een directheid, met de versnelling van de tijd, de verkorting van de
tijdsrelaties.
15. Nog een voorbeeld uit de culturele sector. De taak van
een museum is om te bewaren en om wetenschappelijk werk te doen. Een museum is
een instelling die in zichzelf gekeerd is. De laatste decennia is dit veranderd
en heeft het museum zich nu naar het publiek gekeerd. Het wordt nu niet
meer afgerekend op haar wetenschappelijke waarde (die er ook in bestaat om
tentoonstellingen op te zetten) maar op haar publiekswerking. Een stap verder is
om evenementen die niets met de werking van een museum te maken hebben, op te
zetten. Ook de musea verkeren immers in een crisis. Voor de hedendaagse kunst:
de huidige kunst is niet te begrijpen zonder theorie, een kunstwerk staat niet
op zichzelf maar is een stap in een project, is een illustratie van een denken.
En toch worden de kunstwerken nog steeds gepresenteerd als in de negentiende
eeuw: naam van de kunstenaar, titel van het werk, datum. Wat de oude kunst
betreft: daar is het voornaamste probleem de kennis, of het ontbreken ervan, bij
het publiek. Op die manier komt het publiek vreemd te staan tegenover de kunst:
er is geen communicatie meer mogelijk en als de kunst stom wordt, heeft ze geen
functie meer. De evenementencultuur van de musea is daarom een amechtige
reactie.
16. 'Ongerijmd succes' van Thomas Vaessens. Vaessens en Joostens hebben als hoogleraar de knuppel in het hoenderhok gegooid. Ze zien dat hun studenten anders (of niet) met literatuur omgaan en pogen dat te duiden en een hoopvol signaal te geven.
Maar ik denk dat Vaessens
ongelijk heeft. Hij denkt dat
het internet de redding van de poëzie is (niet van de cultuur –daar spreekt
hij niet over, enkel over het deelaspect poëzie). Hij verwijst daarvoor naar de
blogs die de tijdschriften vervangen (en dus in de plaats treden van een
boekcultuur) en het bestaan van slams. In het artikel heb ik geschreven dat de
boekcultuur verdwijnt. Dit wordt door deze twee feiten bevestigd. De poëzie
evolueert naar een orale vorm. Vaessens denkt dat enkel de vorm verandert (van
schrijven naar voordragen). Ik denk echter dat het om meer gaat: dat de cultuur
zelf op het spel staat. Want de nieuwe vormen waar Vaessens over spreekt zijn
niet nieuw: de nieuwe poëzie is in de meeste gevallen op papier derderangspoëzie.
Maar het fenomeen is interessanter dan Vaessens denkt. Het kadert namelijk in
een verdergaande democratisering enerzijds: er is geen canon meer, iedereen kan
zich uiten –dit laatste kadert in de authenticiteitsevolutie die samenhangt
met wat we nu meemaken maar waarover ik in het artikel niets gezegd hebt. En
anderzijds is het een evolutie die we ook in de beeldende kunst gezien hebben:
er is een uit elkaar groeien van de kunstvormen. Enerzijds het dilettantisme
(ook in de positieve betekenis van het woord) en anderzijds het academische, het
gespecialiseerde. Deze discussie doet zich ook voor in de politiek: de politici
zijn de zakkenvullers, de gewone mensen zijn de goede. De laatste heten het FN,
Pim Fortuyn of Vlaams Belang. Dit laatste wordt ook door de feiten bevestigd:
bij politieke verkiezingen houdt het establishment zichzelf in evenwicht: er
zijn geen duidelijke overwinnaars meer. Zie Mexico, Italië, VS, België,
Nederland.
Ik citeer nu het artikel van Bart Van der Straeten in DM,
30/08/06 over het boek van Thomas Vaessens. Het gaat over de
literatuurstudenten: ‘Ze zijn bovendien opgegroeid in een andere leescultuur:
zij lezen minder lineair, maar zappen voortdurend tussen verschillende teksten
en tekstsoorten en mixen verschillende media en genres complexloos door elkaar
–Vaessens spreekt van “het einde van de leeslampcultuur”. Professoren en
leraren moeten daar dan ook rekening mee houden, vindt hij: in plaats van een
autonome literatuurgeschiedenis te onderwijzen, kunnen ze met hun studenten
beter individuele teksten gaan lezen die zij kunnen verbinden met hun eigen
leefwereld. De klassieke poëzieanalyse is “goed en blijvend relevant, maar
niet meer genoeg” om jonge generaties voor poëzie te winnen.’ Even verder
wordt gesteld dat de leeslampcultuur niet ten einde maar niet meer dominant is.
17. DM, donderdag 31/8/06, p. 21. Bij het overlijden van
Nagieb Mahfoez, zegt Joris Luyendijk: ‘Hoewel hij een groot schrijver was,
kennen zijn landgenoten zijn werk in het beste geval enkel van de tv. Want
Arabieren, ook al zijn ze hoogopgeleid en behoren ze tot de middenklasse, lezen
nauwelijks of niet.’
Lees- en/of boekcultuur zijn geen eeuwige en universele
waarden. In andere culturen spelen ze een marginale rol of zelfs helemaal geen.
Boeken zijn een Westers relict, een Westers instituut. Een instituut kan
veranderen of verdwijnen.
18. Is management spektakel? Ik stel aan heer X,
deskundige op het vlak van collectiebeleid in Nederland, de vraag wat 15 à 20
jaar rationeel collectiebeleid in Nederland tot resultaat geleid heeft: "Zeker Nederland is al 15 à 20 jaar bezig met allerlei vormen van
rationeel collectiebeleid. Er worden allerlei studies gemaakt, verbanden gelegd,
enzovoort. Is er een studie die aantoont dat het ‘rationeel’ beheer van een
collectie leidt tot meer en beter leesgedrag? Heeft dit beleid er m.a.w. toe
geleid dat de bibliotheken door meer mensen bezocht worden en dat de collecties
effectiever gebruikt worden? Dat de bibliotheken dus uitgebreid worden (zowel
naar aantal vestigingen als naar aantal boeken)?
Het
antwoord was: Dat is moeilijk te zeggen maar wie geeft wat gevraagd wordt, wordt
beloond. In de praktijk in Nederland zijn er echter géén nieuwe vestigingen
bijgekomen. Integendeel, er wordt gerationaliseerd en in de praktijk betekent
dit afgeslankt. Ook dit zullen we in België meemaken. Mijn prognose is dat
bibliotheken eerst in culturele en andere dienstencentra zullen ondergebracht
worden om ze daarna te kunnen afschaffen. Dat in elke gemeente een bibliotheek
aanwezig moet zijn, zal afgebouwd (moeten) worden. Er zullen nog een aantal
grote bibliotheken met een cultureel aanbod blijven, de rest zullen ‘shops’
worden. Er zullen verbanden met andere sectoren aangegaan worden.
19.
Het artikel 'Boot zonder bond' verzet zich tegen de onwaarheid. Er is een ideologie en er is de
werkelijkheid. Het ene gebruikt argumenten die niet meer in de realiteit bestaan.
De waarden die verdedigd worden, zijn hol en er wordt zonder enige
kennis van zaken gesproken. Men verdedigt het instituut met culturele argumenten
terwijl de praktijk het culturele ontkent en zelfs vernietigt. Dat is niet uniek voor de bibliotheekwereld, maar
is typerend voor deze tijd. We leven in een breukvlak en dat brengt enige
onduidelijkheid met zich mee. Nogmaals: het artikel probeert een sociologische
visie te ontwikkelen en ook dat leidt tot ongemak. Bestaat de vrije wil dan
niet? Nee, want overal worden we met hetzelfde fenomeen geconfronteerd en
iedereen tracht dezelfde activiteiten of denkwijzen als oplossing te zien. Een
voorbeeld van wel zeer simpel denken is het interview met de organisator van ZuiderZinnen, Luc Huybrechts, in DM van 13/09/06. Ik hoef
hier geen commentaar bij te schrijven omdat het uitspreken van deze zinnen, de
idiotie blootlegt, de leugen toont. Maar toch is het interessant omdat ook hij
een tweedeling ziet: enerzijds de intellectuelen met hun moeilijke en anderzijds
de gewone mens met zijn ‘lekkere’ literatuur. Zinnelijkheid staat centraal
–en dat is natuurlijk niet toevallig. Enerzijds is literatuur volgens hem saai
en uit de tijd en anderzijds toch springlevend –als literatuur gecombineerd
wordt met andere, hedendaagse kunsten en als het een evenement, een spektakel
wordt. Maar hij ziet niet dat het evenement de literatuur niet bevordert maar
ervoor in de plaats komt.
“Literatuur
is veel meer van het volk dan in Vlaanderen en Nederland lijkt. De schrijverij
is hier tot pure navelstaarderij verworden. Mijn credo is: geef literatuur aan
de gewone mens terug en je zult zien dat ook de massa er stil van wordt.
ZuiderZinnen bewijst dat literatuur niet saai hoeft te zijn, een groot verschil
met de gemiddelde literaire avond waar je als voorlezend schrijver je publiek
zowat bij naam kunt noemen: vier germanisten, […].”
“
Literatuur en kunst verzacht[en] de zeden. Ik geloof echt dat er een onderscheid
bestaat tussen mensen die boeken lezen en mensen die geen boeken lezen, je
relativeert jezelf meer als je boeken leest.”
Dit
is inderdaad een geloof.
20.
De bibliotheeksector behoort tot de distributie. Er is een verschuiving in onze
economie geweest van productie naar diensten en distributie. Door de
digitalisering staat de distributie onder druk: we zien dit vooral bij cd’s en
dvd’s. De cd’s zijn in de bibliotheken in vrije val: men heeft even gedacht
dat het downloaden niet zou gelden voor de klassieke muziek. Dit is niet zo
gebleken –en dit komt naast het feit dat klassieke muziek sowieso minder
belangrijk wordt (de canon, de tijdsduur, de vormen die geen betekenis meer
hebben). De volgende stap is dat de dvd’s –die nu een succes zijn in de
bibliotheken- zullen volgen. In DS (13/09/06, E9) verdedigt een videotheek zich
met het argument dat de mensen graag iets in handen hebben en de videotheken
zullen blijven bestaan. Dit is wel zeer snel geconcludeerd. Het succes van iPod
toont het tegenovergestelde aan. In Nederland sloten de laatste twee jaar al 120
videotheken hun deur. En wat is de oplossing? ‘De videotheek moet evolueren
naar een entertainment store. […] Heel wat videotheken verkopen nu al snoep,
ijs en frisdranken. Waarom zouden daar geen boeken, tijdschriften,
videospelletjes of muziek kunnen bijkomen?” Een van de problemen is volgens de
geïnterviewde ook het “starre auteursrechtenbeleid”. Het is zo dat iedereen
hetzelfde wil doen: alle winkels willen een beleving verkopen, ook de
bibliotheken willen dat nu. Iedereen wil zijn product verstevigen door andere
producten aan te bieden. En in een wijzigende maatschappij staat uiteraard ook
het recht op de helling. We beleven nu een marxiaans moment: binnen het
kapitalisme ontstaat er een anti-kapitalistisch moment. ‘Het bezit’ wordt nu
immers verlaten voor ‘het gebruik’ waarvoor ook betaald moet worden maar
waarvan de materialiteit minder belangrijk wordt. ‘Cultuurgoederen’ worden
dus ook virtueler omdat ze nog louter als consumptie, als voorbijgaand element
gezien worden. Niet het bezit van cultuurgoederen is een statussymbool maar wel
de ‘materiële distributie’ ervan: het toestel heeft nu de plaats ingenomen
van de boodschap. The medium is the message.
21.
De Tiele-lezing van Ludo Simons, of hoe de oude generatie niets meer te zeggen
heeft over de boekcultuur en onmachtig staat tegenover de hedendaagse tijd. Wat
badineert, wat grapjes vertelt. Zie
bespreking in Leeswolf.
22.
Het artikel ‘Boot zonder bond’ was een poging aan te tonen dat de
bibliotheek niet buiten de maatschappij staat maar er een onderdeel van is. De
sterkte van het artikel kan er maar in bestaan als fenomenen in maatschappij en
bibliotheek wederzijds met elkaar in verband gebracht kunnen worden, als de
zienswijze ook op andere fenomenen dan de bibliotheek toegepast kunnen worden. Deze
addenda tonen aan dat wat in het artikel geschreven wordt, niet zomaar
beweringen zijn maar geworteld zijn in de dagdagelijkse werkelijkheid. In de
Vlaamse bibliotheekwereld hebben we nu het fenomeen ‘sprinters’: boeken die
al dan niet tegen een kleine som uitgeleend kunnen worden, een kortere
uitleentermijn hebben en tot de toptien behoren. Dit is hetzelfde als wat Tony
Mary wilde doen met zijn programma’s, bijv. ‘Flikken’. Ook de VRT is een
overheidsdienst waar ‘iedereen’ en ‘gratis’ centraal staan en waar beide
begrippen achterhaald zijn. De VRT werkt met doelgroepen en heeft er aparte
zenders voor. Dit zal ook in de bibliotheeksector komen: cultuur tegenover
ontspanning. De digitale evolutie –gelijk waar, gelijk wanneer- is voor de
boekencultuur een rechtstreekse concurrent omdat deze een andere tijdsduur kent.
De bibliotheeksector argumenteert dat de eis tot gratis diensten overeind blijft
omdat de sprinters ook in de gewone collectie opgenomen worden. Maar het is
duidelijk dat dit ingaat tegen de geest van het decreet: er is geen
gelijkberechtiging meer. (En dat geldt ook voor de VRT.) Het ‘eigenaardige’
is nu dat dit argument nog nauwelijks telt: mensen zien er geen graten in om
voor diensten te betalen.
23. “Zoals steeds met nieuwe internetinitiatieven, worden
ook de aanbieders van videosites geconfronteerd met tegenstanders. Sommigen
vragen zich bijvoorbeeld af hoe het moet met het broneffect. Indien iedereen (al
dan niet getrukeerde) filmpjes kan dumpen op een populaire website als YouTube,
hoe kan de gemiddelde gebruiker dan nog het verschil tussen realiteit en fictie
maken? Wat indien iemand journaalbeelden of documentaires gaat vervalsen en ze
vervolgens op een site als YouTube zet?” (De Tijd 16/09/2006). Ook in het
vorige artikel in B&A had ik al op dit fenomeen gewezen. Het
‘brondenken’ is een denken dat geworteld zit in de humanistische cultuur
–ook de catalogus van de openbare bibliotheekwereld lijdt daaronder: editie
2005 is niet gelijk aan 2003 en een paperback moet apart beschreven worden. In
feite is dat voor onze werkelijkheid (onze gebruikers) onbenullig. De vraag is
nu of dit inderdaad onbelangrijk wordt of dat we mensen moeten opvoeden om de
bron te kunnen evalueren. In ieder geval doet ook de bibliotheek dat tweede niet
(of nog niet). Indien ze dit wel doet, verliest ze haar neutraliteit. En toch is
het noodzakelijk -maar het is zeer de vraag of de bibliotheek dat wel kan.
Iedereen kent het onderscheid tussen reclame en nieuws en toch blijft de
fascinatie voor reclame. (Deze discussie werd vroeger ook gevoerd over het
geweld op televisie: als dat inderdaad zo'n invloed op mensen zou hebben, als
men inderdaad geen besef zou hebben dat er veel fictie is, dan zouden we in een
wereld moeten leven die constant gewelddadig is. Echter: wanneer de
middenklasse-waarden verdwijnen, verdwijnt ook deze restrictie. Brussel, een
jungle.) In plaats van het decreet lippendienst te bewijzen, zal men
dit kritisch doorlichten en een totaal ander decreet moeten schrijven. Het
artikel vervolgt echter met:
“Zoals
steeds wordt vooral gerekend op een zekere zelfregulering en relativering van de
gebruikers. Op een site als YouTube moeten het die gebruikers zijn die beslissen
wat kan en niet kan. Zolang de YouTube's van deze wereld hun bezoekers daartoe
de nodige faciliteiten verlenen, blijven de nevenwerkingen en uitwassen wellicht
binnen de perken.” Wat betekent dit? Dit betekent dat de bibliotheek géén
rol te spelen heeft maar dat het de gebruikers zelf zijn die beslissen. Met
andere woorden: de bibliotheek als spreekbuis van een canon, heeft geen rol.
24.
(zie ook 33) DS, 15/09/2006. Internet in de bibliotheek.
Dat
een instituut het daten wil gebruiken om zelf te overleven, terwijl beide niets met
elkaar te maken hebben, zegt wel veel over de wanhoop en de radeloosheid in de
bibliotheeksector. Dit geldt ook voor de nieuwe ‘dada’: elkaar ontmoeten
(deze twee woorden moeten met een ronde mond uitgesproken worden).
Deze doelstelling is er gekomen onder politieke druk: om de verzuring tegen te
gaan, mensen met elkaar doen klappen (herinner u het succes van het boek
‘Vuur’ van Bart Kouba). Door het internetgebruik stelt men dat dit
complementair is aan deze traditioneel zwakke functie van de bibliotheek (zo
kunnen we inderdaad ook nog een aantal zwakke punten in bibliotheken vinden,
maar –en daarover ging 'Boot zonder bond' ook- is dit dan nog een bibliotheek?). Maar
dit is natuurlijk vals: 'daten', mensen met elkar in contact brengen is niet complementair maar een functie die nu aan de
bibliotheek toebedeeld wordt. Daten, e-mailen, communicatie zijn geen functies van
de bibliotheek als instituut van de humaniora. En daarmee zeg ik niet dat daten,
e-mail, enz. ‘slechte’ of ‘nutteloze’ activiteiten zijn. Wel zeg ik dat
deze niet direct een relatie met een bibliotheekwerking hebben.
Volgens
DS: “De pc's zijn complementair aan het fysieke aanbod in de bibliotheken.
Functies als cultuur en educatie, die sterk samenhangen met de klassieke
collectie, scoren op de pc's erg laag. De ontmoetingsfunctie die klassiek laag
scoort, doet het dan weer zeer goed in de digitale toepassingen.”
En
in HLN van 15/09 staat: “Sites die te maken hebben met 'educatie en cultuur'
halen samen nauwelijks 4 procent.” Dit is duidelijk en de waarheid.
De
brochure van het VCOB laat echter niet toe om een duidelijk inzicht te krijgen
in de categorie ‘Informatie’, een cruciaal inzicht. Bibliotheek 14,3 %? De
catalogus van Gent staat op het internet, en die wordt hier dan ook bij gerekend
en inderdaad wordt de startpagina als een hit gerekend. Ook evenementen, uitgaansleven,
gezondheid en esoterie, televisie, reizen, enz. worden als informatie gerekend. We
hebben de indruk dat er een betoog opgezet wordt om te verdoezelen.
25. De Slegte sluit filialen. Als een commerciële
instelling dit doet, dat zal ze wel redenen hebben. Ondanks het ‘succes’ van
boeken, blijkt het dan toch niet zo goed te gaan. Ook in een stad als Gent is
dit merkbaar: er worden geen tweedehandboeken meer aangenomen die ouder dan 10
jaar zijn. De waarde van de traditie? Het inzicht van de klassieken?
26. Lezersbrief in De morgen 07/09/06. Over ‘Alles uit
de kast’. Niet alleen de bibliotheekwereld is snel tevreden:
"Tot slot: Ik ben leerkracht Nederlands en heb
het erg moeilijk om leerlingen de weg naar het boek, naar de bibliotheek, naar
de boekhandel te laten vinden. Als enkele leerlingen op basis van zo'n programma
ertoe komen om 'iets' te lezen en daar plezier in vinden, dan is dat mooi
meegenomen."
Rita Cuvelier, Torhout
Maar wat betekent dat ‘mooi meegenomen’?
27. Daniël Termont in De morgen, 07/09/2006.
"De
verzuring neemt toe, zegt men, maar ik noem het een grotere mondigheid. De
onderdanigheid en het respect voor de overheid zijn verdwenen. Als er in mijn
kindertijd een politieagent opdook, dan lette iedereen op. Nu steken ze hun
middenvinger omhoog. Het voordeel is dat de man in de straat dichter bij de
beleidsmakers staat. Het nadeel is dat ze veel rapper klagen.” Er is minder
ontzag voor autoriteit in de maatschappij aanwezig. Dat geldt voor het
dagelijkse leven maar ook voor het culturele. Het boek wordt niet langer meer
met autoriteit gelijk gesteld.
28. In
'Boot zonder bond' schreef ik dat het boek een instituut
is en o.a. een eigen vorm heeft. Ik stelde dat het boek een historische vorm is
en daardoor aan verandering onderhevig is. Geef het boek aan jonge
boekontwerpers en ze werken met beelden, niet met teksten. In DWR 123, schrijft
Walter Nikkels: ‘[…], en daarbovenop nog eens de vaststelling dat de
traditie van het klassieke, introverte boek langzaam verdwijnt.’ Ik schreef
dat introversie, terughoudendheid burgerlijke waarden zijn die verdwijnen (zie
Norbert Elias). Nikkels hoopt op een nieuw soort boek –ik meen dat er iets
anders in de plaats komt. In zijn artikel maakt hij een analyse van het boek als
een bepaalde vorm in een bepaalde tijd voor een bepaalde klasse. Als een boek
dat is –nl. een instituut- dan is de bibliotheek dat zeker. Een boekontwerp
wordt met architectonische woorden beschreven. Dat is niet toevallig.
Burgerlijkheid en rationaliteit gaan samen omdat ze in een bepaalde economische
orde noodzakelijk zijn. En dat zegt Nikkels ook: we verliezen de traditie van
het boek waardoor er enkel nog maniërisme overblijft. Dit laatste is ook
gebeurd met vormen als opera en operette. Of rijmdwang dat refereerde aan een
orale traditie –binnen een academische wereld waar het boek centraal staat is
het mnemotechnische niet meer noodzakelijk. Het boek was een intimiteit en is
dat nu niet meer. Het boek verliest de marges en gaat de wereld in: de beelden
worden aflopend gedrukt –maniëristen doen dat nu ook met tekst waardoor de
woorden, de inhoud beeld worden. Het globalisme weerspiegelt zich in het boek
dat beeld wordt en niet meer terugvalt op de innerlijkheid. Het toont het
uiterlijke en is zichzelf een object geworden. Jan Tschichold lezen. Het is
merkwaardig hoe weinig boekkennis bibliothecarissen (nog?) hebben.
29. De Groene Amsterdammer, boeken, nr. 3, 2006. Recensie
van ‘Leescultuur onder vuur: zes voordrachten over geletterdheid’ door Johan
Koppenol. (Dit boek is/was in september 2006 nota bene niet aanwezig in de Vlacc.) De vraag is hoe je
jongeren met de ‘klassiekers’ in aanraking kan brengen. Ook in Vlaanderen
werd enige jaren geleden een onderzoek gewijd aan dit thema. Dit verslag is
verschenen in de ‘verslagen’ van de Koninklijke Academie. De recensent hier
legt duidelijk de link met het ‘Bildungs-ideaal’ - dat niet langer meer
bestaat. Literatuur werd vroeger gezien als een stap in de ‘humaniora’, dit
is niet langer meer zo. Literatuur wordt niet meer gezien als een stap om een
ideaal te bereiken. Dit geldt dus ook voor de bibliotheek: de rol die
bibliotheken gespeeld hebben in de ‘verzuiling’, geldt niet meer.
Maar ze argumenteert nog steeds met woorden en idealen uit die tijd. 'Boot
zonder bond' gaat in tegen die ideologie. Hetzelfde fenomeen is er met het internet. Het VCOB
mag wel beweren dat internet een onderdeel van de bibliotheek is, in feiten is
dat niet zo. De bibliotheek stelt enkel een hardwarecomponent ter beschikking
maar heeft verder niets te maken met wat er op deze pc’s gebeurt. Internet en
bibliotheek (beide gezien als instituut) hebben met elkaar niets gemeen. Het
artikel verwoordt als een visie: “Een eeuw geleden kon de kunst nog
pretenderen een zeker soort waarheid te bezitten, ondertussen is haar enige
waarde nog vermaak.’ Zou dit dan geen invloed hebben op de bibliotheekwereld?
En dus wordt de vraag gesteld: ‘Waarom moeten mensen geletterd zijn?’ De
recensent stelt dan ook dat de vraag van het colloquium ‘hoe’ misplaatst is,
men zou zich beter afvragen ‘waarom’ je jongeren met de canon (en dan nog de
Nederlandse canon!) in contact moet brengen. De recensent denkt dat dit nog kan,
ik stel dat de tijd nu reeds veranderd is en dat de vraag zelfs niet meer
gesteld moet worden: in deze maatschappij is geletterdheid van geen tel. De
recensent trekt het wijder en schrijft: ‘Dat probleem is niet exclusief voor
de letterkunde. De hele cultuur als zodanig wordt in de richting van de markt
gedreven. Musea creëren gedwongen hun eigen hypes, want anders overleven ze
niet, structurele bestedingen op het gebied van cultuur maken immers plaats voor
tijdelijke bonussen waar men in concurrentie om moet strijden. Voor musea
betekent dit verplichte spektakeltentoonstellingen met veel tamtam en massa’s
bezoekers, dan wel ‘verleuking’ van de vaste collectie om concurrerend te
blijven met alle andere denkbare vormen van entertainment.” En de bibliotheek
zou hier buiten staan?
30. Patrick Janssens verdedigt zich in DS van 16/09/06:
‘Technisch probeer ik een zo goed mogelijke campagne te voeren.’ Hij spreekt
over de technische kant van de zaak, niet over hoe waardevol de inhoud wel is.
Janssens heeft dus inderdaad de politiek verlaten en voert een zakenbeleid: wat
zijn de problemen en hoe die op te lossen? Hij stelt dat de ideologie van geen
tel is en dat de problemen louter zakelijk bekeken moeten worden. De politiek
wordt op die manier in een economische logica getrokken. En dat we weten dat dit
goede en slechte kanten heeft, toont aan hoe we kinderen van twee tijden zijn.
De verwisseling van doel en middel.
31. Tony Mary in DS van 16/09/06 over digitale televisie:
“Dit is broodnodig om een nieuwe generatie te bereiken van burgers die
opgegroeid zijn met internet en iPod en het gewend zijn om inhoud te consumeren
op de tijd en de manier waarop ze dat willen.’ Daarover gaat het inderdaad: de
burgers zijn niet opgegroeid met boeken en de inhoud wordt ‘geconsumeerd’.
32. Jan Debbaut in DS, 19/09/06: redacteur Geert Van der
Speeten schrijft: “Toch wil de provincie [Limburg, JV] zich met kunst profileren, als
onderdeel van een marketingplan dat het ‘onverwachte’, het ‘jonge’ en
het ‘pure’ als regionale troeven uitspeelt. […]” Volgens Anciaux wordt
dit een openluchtmuseum ‘waar kunst publiek domein wordt’. Hier zien we dat
het instituut museum onder druk komt te staan. Een museum was juist opgezet om
kunst beschikbaar te stellen voor iedereen. Blijkbaar is het publieke domein nu
verschoven naar de straat en is het museum voorbijgestreefd. Dat kunst een
onderdeel van een verkoopstrategie en een toeristisch plan is, betekent
natuurlijk ook dat andere functies ontnomen worden. En Jan Debbaut zal dit
organiseren, nu als zelfstandige. Dit publieke wordt dus niet door de overheid
inhoudelijk ingevuld maar door een ‘consultant’.
In dezelfde krant Koen Van Synghel over de luifel van het
architectenbureau Moritz-Simon in Brussel: ‘De stad wordt ervaringsruimte in
plaats van ruimte voor consumptie.’ Ja, een luifel zal de economie keren, net
alsof ervaring en consumptie niet hetzelfde zou zijn.
33. (zie ook 24) DS,
14/09/06: het VCOB doet aan marketing. Bib daten is zo’n
voorbeeld waarom ik het artikel geschreven heb. Het is mededogen met de wanhoop
van de bibliotheeksector.
Hoe een instelling zo weinig respect voor zichzelf heeft - en daardoor ook voor
het eigen personeel en het publiek. Hoe zaken die niet geïnstitutionaliseerd
mogen worden (het privéleven van mensen), dan toch georganiseerd worden. Niet voor de zaak zelf
(relatie-opbouw) of leesbevordering (hoe weinig ik daarin ook geloof) maar om
zichzelf in het zonnetje te stellen. De redacteur van DS schrijft: “De organisatoren
wilden komaf maken met het stereotiepe beeld dat bibliotheken muf en saai zouden
zijn.” (En wie zegt er dat de bibliotheken als muf en saai gezien worden?: hoe
het superinstituut, het VCOB, de clichés maakt.) De bib is hip. Dit is vals.
'Boot zonder bond' wil juist de ideologie ontmaskeren om dat over te houden wat noodzakelijk is. Ik
schreef dat in tijden van verwarring de instituten zich op
zichzelf terugplooien en zichzelf in stand willen houden. Ze verlaten daartoe
ook hun doelstellingen –kan ook niet anders omdat die doelstellingen niet meer
in de maatschappij passen. Hoe wordt dit georganiseerd? Als een
televisieprogramma. Is de televisie de norm in de boekenwereld? Frederika Van Wing
(VCOB) denkt dat
ze nu het gat in de markt gevonden heeft om de jongeren naar de bibliotheek te
lokken. Parabels lezen. Het VCOB schrijft in haar nieuwsbrief: “Ten
slotte voorzien we nog een zevende kaartje. Hiermee kan je reeds enkele weken vóór
Gedichtendag die klanten die je dreigt te verliezen uitnodigen om op
Gedichtendag opnieuw naar de bibliotheek te komen. Deze afhakersstrategie
werd tijdens Gedichtendag 2006 uitgeprobeerd door enkele bibliotheken en was
bijzonder succesvol.” Ik vraag aan Frederika Van Wing hoe dit gemeten werd. Ik
krijg geen antwoord.
34. We leven in een maatschappij waar de autoriteit niet
vanzelfsprekend is. Het internet is daarom meer dan een ‘techniek’, het is
een uiting van én een bevordering van een nieuwe houding. Wat op het internet
staat, kan nooit dezelfde autoriteit hebben als het boek. Het zijn twee
verschillende werelden. DS 17/08/06: “Myspace groeit acht keer sneller dan
Google” In dit artikel staat: “Steeds meer surfers vertrouwen op elkaar om
te ontdekken waar ze een leuke nieuwe website of videoclip kunnen bekijken.”
Op deze manier verandert de maatschappij: het gaat eerder om vertrouwen dan om
gezag: wie dit vertrouwen beschaamt, wordt ‘gekenmerkt’. De sanctionering is
mogelijk en wordt uitgeoefend. Er is een directe relatie tussen iets aangeraden
krijgen en iets zien en de beoordeling ervan: de tijd verkort. Dat geldt ook
voor het nieuws: de ‘mensen’ zelf maken het nieuws.
Terug naar Addenda