| 
   	   	      Paul Demets 
		       terug naar fondslijst 
			 	home
			 
		 | 
            | 
          
             
  
                
				
				De laatste regels uit het achtste gedicht 
  
Onze huid ademt, maar we krijgen geen lucht. Onze stemmen 
weerkaatsen tegen onzichtbare wanden. We hebben bloed 
aan onze handen en zien anderen zich in de handen wrijven.
  
Onophoudelijk. We willen onze grond als een vel waarop we schrijven. 
     
			  |