spacer
Contact Fondslijst Deelnemers beurs 1998-2006 Archief Links

PETER HOLVOET-
     HANSSEN

fragment

terug naar fondslijst

o home

 

file:\\ druksel \ fondslijst \ peter holvoet-hanssen \ meer

Vlietend kwikzilver - over het werk van Peter Holvoet-Hanssen

De poëzie van Peter Holvoet-Hanssen (° 1960) kenmerkt zich door het woord veel. Niet zozeer dat hij een veelschrijver is (ook al is dat niet noodzakelijk negatief) maar doordat zijn poëzie adembenemend is. De lezer moet naar adem happen.

Het is verwarrend maar 'Strombolicchio', de tweede regulier verschenen bundel, is in feite de debuutbundel van Holvoet-Hanssen. Het is slechts door omstandigheden dat die later gepubliceerd werd. Hij is een bloemlezing van poëtische mogelijkheden, van wat een weg naar poëzie zou kunnen zijn. Dit eindpunt is het leven zelf: de vreugde die door de bitterheid van het bestaan verhevigd wordt. (In deze bundel citeert hij ook Lewis Furey: wie dit doet, is een goed mens -want droevig.)

Er zijn vandaag de dag niet veel dichters die zowel romantisch als veelbelovend genoemd werden. Romantiek is iets voor pensionaatschoolmeisjes die hun lege uren smachtend moeten vullen maar gedoemd zijn witte sokken te moeten dragen. Het universum van PH-H is een jongensboek: zeerovers, stormen, schepen, veldslagen en één vrouw -madonna en verleidster. Vuureiland: de plek waar de hersenen in brand staan.

Deze gedichten zijn bewust barok -zijn geen classicisme of minimalisme. En daardoor zijn ze ongrijpbaar: onze cultuur is een teruggetrokken cultuur geworden. Tegen het consumentisme wordt een bijna Spartaanse levenshouding gepropageerd. PH-H refereert met zijn poëzie aan een verleden (waar de woordenrijkdom imponerend was) maar ook aan een volkscultuur die door een schaamteloosheid, een niet-gebonden uiting van gevoelens, sentimenten, durf en dromen gekenmerkt wordt. Waar in de hogere cultuur de vorm primeert, laat PH-H op deze vorm zijn eigen erupties los.

Ook het thema van PH-H is bijna dreigend onhedendaags. Zijn onderwerpen, zijn personages verwijzen naar een jongenscultuur, een dromerij naar een betere wereld, een onbeschaamd exploreren van clichés -meest opvallend element hierbij is echter het ontbreken van kameraden.

Op dezelfde manier heeft ook Gerard Reve de goegemeente in verwarring gebracht: meende hij de Mariaverering, zijn katholicisme nu echt of was het ironisch bedoeld? (In het tweede geval was het geruststellend, want de distantie is een intellectuele houding.)

De taal krijgt door dit oeuvre een injectie. Hier wordt met woorden gegoocheld, worden zinnen aaneengesmeed tot wonderbaarlijke bouwsels. De dichter heeft waarlijk geen hoogte- of dieptevrees. De taal verwijst naar een vreugde om het bestaan -dat een creëren is (of toch zou moeten zijn). Deze poëzie kenmerkt zich ook (althans op het eerste gezicht) doordat ze weinig doordacht lijkt, er zou weinig reflectie zijn. Dit is echter misleidend: deze poëzie gaat vooruit, er gebeurt van alles, er zijn geen grenzen. Maar de dichter werkt wel degelijk in een traditie. Alleen: deze traditie is niet enkel- maar meervoudig. Hij accapareert wat hij kan gebruiken -op sommige momenten doet dit werk dan ook denken aan het oeuvre van Michel de Ghelderode. Voor PH-H is de poëzie niet afgescheiden van het leven of een verheviging ervan maar hij tracht kunst en leven bij elkaar te brengen. Poëzie is leven -en omgekeerd. Daarom is deze poëzie ook warmmenselijk (de kinderliedjes zijn onovertroffen). De dichter is een missionaris van het goede leven (goed in de morele maar ook de epicuristische betekenis).

Toch is dit niet het hele verhaal. Deze poëzie heeft ook een zwarte rand én inspiratiebron. De poëzie is een bazaar, de taal een snoepdoos. Er is een kinderlijke verbazing, een verruktheid om het volle leven. Dit alles is echter ook een verweer tegen de wereld (en de eigen nachtmerries): hier is de taal een verdedigend mechanisme: woorden maken en brouwen om zich in te verschansen, om de vijand op afstand te houden, om veiligheid te creëren. Er is een romantische kern aanwezig: de kunstenaar die de maatschappelijke normen achter zich laat en een eigen universum met eigen normen en waarden creëert.

Wat daarbij het meest opvalt bij PH-H is zijn autonome houding. Hij staat in de wereld, hij kent de (poëtische) kampen, maar op een superieure manier heeft hij daartussen zijn eigen positie bepaald -zonder toegevingen maar ook zonder aanvalsdrift. Zijn kernbegrip is beweeglijkheid, niet zoals een trage vis maar als een spermatozoïde, onrustig, jachtig op zoek naar de zusterziel. Hij wijst daarbij de oude dingen (romantiek, overladenheid, verlangen) niet af. Hij stelt ze wel ter discussie en geeft er een nieuwe, een eigen inhoud aan. PH-H problematiseert wel maar brengt dit alles ook direct in beweging en trekt het naar een hoger niveau. Soms op het randje van de meligheid maar omdat hij dat zo onbeschaamd en onvervaard doet, wordt hem veel vergeven.

Hier is een dichter aan het werk die a-modernistisch is: hij brengt de brokstukken, de scherven samen en creëert een nieuw geheel. Het is alsof hij de westerse cultuur wil terechtwijzen: het is niet alleen rationalisme, efficiëntie en oorzakelijkheid die belangrijk zijn; ook de fantasie is een essentieel onderdeel van het leven. Niet enkel de toekomst heeft waarde, ook het verleden is waardevol en maakt ons tot wat we zijn. PH-H is in de Nederlandstalige literatuur dé tegencultuur. Het verleden, de anderen zijn niet van ons afgescheiden gehelen maar behoren tot ons zichzelf. Dit leidt niet tot een rare metafysica maar tot een individueel bewustzijn van het al. Alles is open, alles is mogelijk.


Bibliografie:
Dwangbuis van Houdini (Prometheus, 1998)
Strombolicchio: uit de smidse van Vulcanus (Bert Bakker, 1999)
Santander: ontboezemingen in het vossenvel (Prometheus, 2001)
De vliegende monnik (Prometheus, 2003)
Spina (Druksel, 2005)

Bekroond met:
ASLK-prijs voor het literaire debuut (1999) voor Dwangbuis van Houdini
Dirk Martensprijs (2001) voor Strombolicchio

 

html by Tankred
version 2.2 - © Druksel