Ik zal de geit in haar geheel beschrijven, die in haar huisje
zoals een mens op zoek gaat – en in die zin irritant is –
naar wat zij kwijt is,
en zich daarover onophoudelijk verbaast
en zegt : “dat kan toch niet”

en dan verder zoekt in nog meer hoeken.
Een storing, dat kan.
Ik zal geregeld drinken van een glas.
De beelden zullen treffend zijn.
En alle vragen welkom.

En ik zal alle bezittingen opsommen
en ik zal voor mezelf houden
het onderscheid tussen waardevol en waardeloos.
Ik zal u mij voorstellen : liggend
op een deken in het water.

Het geheel der strofen zal voor u zijn,
en als u er niet of niet meer bent, zal het voor uw naasten zijn,
of, als die er niet zijn, voor de naasten van uw naasten
of, als die er niet zijn, voor de naasten van de naasten van uw naasten,
en als die er niet zijn, is het typisch voor de staat waarin u zich bevindt.






Ik zal u met



|