spacer
Contact Fondslijst Deelnemers beurs 1998-2006 Archief Links

DIRK VAN
     BASTELAERE

De wind uit het elders

bibliografie tot 2003
meer over de schrijver

terug naar fondslijst

o home

 

file:\\ druksel \ fondslijst \ dirk van bastelaere \ tijd cultuur

De verschrikking die ons wacht door Daniël Rovers in Tijd cultuur, 23 april 2003

'De wind uit het elders - in praise of Barnett Newman' heet de nieuwste dichtbundel van Dirk van Bastelaere voluit. Van Bastelaere, sinds zijn debuut in 1984 toonaangevend in de Nederlandstalige poëzie, ontving voor zijn laatste bundel 'Hartswedervaren' (2000) de driejaarlijkse Staatsprijs voor de Vlaamse poëzie. 'De wind uit het elders' is een fragmentarisch essay over het werk van de Amerikaanse kunstenaar Barnett Newman. Een lofzang op de schilder van het sublieme en een bezinning op de dood.
De twaalf gedichten die 'De wind uit het elders' telt, confronteren de lezer met het werk van de beeldend kunstenaar en intellectueel Barnett Baruch Newman (1905-1970), Barney voor vrienden. 'Welkom in het rood aan het einde / van de wereld', zo begint de bundel. Met het rood wordt het scharlaken bedoeld van het grootste doek dat Newman ooit schilderde, het meer dan zes meter brede 'Anna's Light', een monochroom ingesloten door twee verticale witte lijnen. Dergelijke lijnen, die de grote kleurvlakken in Newmans werk verdelen of, vanuit een ander perspectief, juist bij elkaar houden, noemde de schilder 'zips'. Het zijn lijnen die niets willen representeren, lijnen die alleen maar een breuk zijn, 'een haarscheur in het bot van de wereld' zoals Van Bastelaere in een van de weinige echt lyrische regels in deze bundel stelt. In zijn essays, zoals het invloedrijke 'The sublime is now' uit 1948, heeft Newman altijd zijn roeping verwoord om juist het onzichtbare, het onbepaalde in deze wereld, het hier en nu, te tonen. Hij wilde zeker niet terugvallen op het in zijn ogen Europese dictaat van de representatie, waarbij het wonder altijd wordt gesitueerd in een hiernamaals. Newman wilde het 'hiernumaals' vastleggen en oproepen, het wonder, zoals Jean-François Lyotard ooit stelde, 'dát er iets is', een wonder dat voorafgaat aan elke vraag naar het wát, voorafgaat aan welke representatie dan ook. De 'zips' van Newman bieden dus geen uitzicht op een mooiere of bovennatuurlijke wereld. Zo ook niet de witte lijnen in het schilderij 'Anna's Light', dat Newman schilderde na de dood van zijn moeder in 1968. Newmans 'stralen' bieden ons geen uitzicht op gestorven dierbaren, maar wijzen ons eerder op het feit dat we op ieder moment met hen verbonden zijn, dat de opening naar het niets altijd openstaat.

In een poging recht te doen aan het werk van Newman, vervalt men al snel in een soort new-agegewauwel. We bevinden ons aan de rand van wat gezegd kan worden, en het is net die rand die door Dirk van Bastelaere in zijn gehele oeuvre is betast en ontgonnen. '...in het nuhier/ toont zich de grens / als het spreken, in zichzelf vernield', schrijft Van Bastelaere in het gedicht 'Anna's Light'. Hier, in het gedicht en het schilderij, wordt de grens van het spreken voelbaar, wat gepaard gaat met een zekere destructiedrift, met het verlangen om het onnoembare de baas te blijven. Dat was het verlangen van de 44-jarige man die in 1997 in het Amsterdamse Stedelijk Museum het prachtige droomblauwe 'Cathedra' met een stanleymes te lijf ging, naar eigen zeggen omdat hij Newman een charlatan vond. Dezelfde man had in 1986 ook al 'Who's Afraid of Red, Yellow and Blue III' met een mes toegetakeld. Van Bastelaere laat de man met het mes en die drift die in hem zetelde optreden in het openingsgedicht. Hij laat het wonder van de twee 'zips' in 'Anna Light' uitlopen op de destructie door het mes: 'Als het wit aan het einde / van het rood niet aan het einde van de wereld zat / was het een haal met een mes / dat in de snee het geopende sluit'. 'The self, terrible and constant, is for me the subject matter of painting.' Dit citaat van Newman gaat vooraf aan 'De wind uit het elders'. Het biedt een opening naar het werk van de schilder Newman én dat van de dichter Van Bastelaere, die in zijn hele oeuvre begaan is geweest met de verhouding tussen het zelf, de kunst en de wereld. Zo nam Van Bastelaere in de bundel 'Pornschlegel' (1988) de reeks 'Bolronde spiegel' op. Daarin spiegelde de dichter zich, geïnspireerd door Ashbery's 'Self-Portrait in a Convex Mirror', aan een aantal kunstwerken, waaronder Jan van Eycks 'De Arnolfini-bruiloft'. Zoals bekend nam Van Eyck in zijn meesterwerk een bolronde spiegel op, met zijn handtekening in de spiegellijst, waarin een onbekende figuur, mogelijk de schilder, te ontwaren valt. In het gedicht over 'De Arnolfini-bruiloft' zette de dichter Van Bastelaere het lot van het bruidspaar, 'het paar uit het elders' dat in een 'kerkvloer van hardsteen' zal vervallen, af tegen het lot van 'de man in het midden. / Zich noemend Van Eyck'. Die man is de kunstenaar, die zich afzijdig houdt, maar toch in het schilderij, in elke penseelstreek, aanwezig is en zich zo de tijd uit zal kunnen smokkelen. Zo ook wil de dichter zich opstellen. De laatste paradoxale regels van het gedicht luidden dan ook: '...dankzij afzijdigheid / Zal hier zijn geweest / De spiegelman Dirk van Bastelaere.' Maar natuurlijk is hiermee het lot van het bruidspaar, waarin elke beschouwer zijn eigen lot kan herkennen, nog niet weggeschreven. Het 'paar uit het elders' doemt dan ook opnieuw op in 'De wind uit het elders'. Het vormt de belichaming van het besef van 'de verschrikking die ons wacht', zoals Van Bastelaere stelt. Het is diezelfde verschrikking die toeslaat als men voor een schilderij van Barnett Newman staat, zoals het werk 'Onement I'. In het gelijknamige gedicht sluit Van Bastelaere af met de volgende strofen: 'Het ondenkbare speelt zich / voor je ogen af // In ziening / In splijting van kijken en beeld / In de ening van de verdeling / van zipping en gronding / In de ening / De plek waar de wind / uit het elders je treft / en doodsbang maakt.' Men kan zich afvragen of een bundel gedichten over het sublieme en Barnett Newman niet wat achterhaald is. Het sublieme, hebben we daar in de jaren tachtig en negentig niet al lang genoeg bij stilgestaan? In dat geval zou men redeneren volgens de logica van de markt, die er een van dwangmatige vernieuwing is, zoals Lyotard al eens schreef in zijn essay over Newman getiteld 'Het sublieme en de avant-garde'. Eerder is het tegendeel waar. Het sublieme is in de loop der jaren alleen maar een nijpender probleem geworden. Want in een tijd geterroriseerd door beelden wordt een simpele maar verstrekkende hiernu-ervaring zeldzaam. 'Telkens vindt het beeld de wereld voor je uit', stelde Dirk van Bastelaere in zijn derde bundel 'Diep in Amerika'. Beelden zijn het die ons beletten een eerlijke verhouding met het ons omringende aan te gaan. 'Als een mes door de boter', stond vanochtend boven een artikel over de zo 'voorspoedig' verlopen oorlog in Irak. Door dergelijke beelden overspoeld dreigen we langzamerhand omringd te worden door wat Dirk van Bastelaere in deze bundel 'een somber panorama' noemt. In het gedicht 'Vir heroicus sublimis' schetst hij het uitzicht: '...in ons werd gebouwd / een somber panorama, / met verkeersaders, stranden, chemische grond, drinkplaatsen, eindeloos / rangerende treinen in ondergrondse stations / dag en nacht van binnen / verlicht door elektronica'. In die context, binnen dit panorama beelden durven te scheppen die een opening naar het soms angstaanjagende elders creëren: dat is de taak van de kunstenaar. In 'De wind uit het elders' onderzoekt Dirk van Bastelaere aan de hand van Barnett Newman eerder de mogelijkheidsvoorwaarden voor dergelijke openingen, dan dat hij ze zelf schept. In die zin is dit zowel de meest verwijzende als de meest gesloten bundel die de dichter ooit schreef.


 

html by Tankred
version 2.2 - © Druksel